Wat is radicaal zelfonderzoek?


In: InZicht. Wegen van radicaal zelfonderzoek 1 nr. 1, p. 16-19

Als je jezelf beter wilt leren kennen, is het nuttig om te zien wat dit leren kennen inhoudt. Zelfkennis ontstaat wanneer je je bewust bent van jezelf in je situatie, van je acties en reacties op alle terreinen van je bestaan. Een onderzoek van jezelf is een systematische en kritische activiteit en bij een radicaal zelfonderzoek gaat dit tot op de wortels van je bestaan door. Wat houdt dit in? Direct valt het verschil op met een gewoon onderzoek. Hierin bestaat er een verschil tussen jezelf als onderzoeker en dat wat je onderzoekt. Als je bijvoorbeeld een patiënt, een grondmonster of de markt onderzoekt, zorg je ervoor zo weinig mogelijk het veld van onderzoek te beïnvloeden. Het ideaal van wetenschappelijk onderzoek is deze scheiding volledig te laten zijn. Jezelf onderzoeken is een vreemd verschijnsel, omdat de onderzoeker en het onderzochte hetzelfde zijn: je bent beide zelf. Verschillende aspecten van dit verschijnsel zijn de moeite waard nader te bekijken. Hieronder volgt een beknopte beschrijving van een stapsgewijs 'radicaal zelfonderzoek'. Het is een bewerking van een inleiding en gesprek te Gouda op 6 januari 1999. Het tijdschrift InZicht biedt op allerlei plaatsen uitwerkingen van de verschillende punten. Omdat de tekst geconcentreerd is en omdat het om een zelfonderzoek gaat, vraagt het volgen van de tekst een volledige open aandacht.

1) Elk onderzoek begint met een notie van wat je wilt onderzoeken. Dat is hier de notie van jezelf. Deze notie heeft iedereen, alleen al bij het zeggen: "Dat heb ik gedaan" en "Ik ga naar buiten." Elk gebruik van het woordje 'ik' veronderstelt de kennis van je eigen ik, je eigen zelf-zijn. Toen we de avond begonnen met stil zitten, was er een terugkeer naar dat zelf-zijn. De vreemdheid van zelfonderzoek ligt in de onbekendheid met wat je zozeer bekend is, met wat je het meest nabij is: jezelf. Blijkbaar heb je geen volledige kennis van jezelf. Als je jezelf volledig zou kennen, zou er geen onderzoek van jezelf nodig zijn. De kaart van jezelf bevat witte plekken. De belangrijkste oorzaak is het gegeven dat je meestal op dingen in de wereld bent gericht. Dat geldt ook voor het onderzoek. Wanneer je ziet, hoort, handelt, heb je dus niet zozeer aandacht voor de organen en psychische processen die bij deze activiteiten betrokken zijn. Voor zover dit middelen zijn van onderzoek zijn ze geen object van onderzoek. Je kijkt bijvoorbeeld met je ogen, terwijl jij je ogen niet ziet. Bij het zien van iets in de wereld vergeet je jezelf. De middelen waarmee je ziet hebben geen vorm. Er blijft meestal wel een egofunctie waarin alles op jezelf als persoon wordt betrokken, maar ook deze is zelden bewust aanwezig. Er is dan geen kijk op de construerende bijdrage van het ik aan de waarneming en de waargenomen verschijnselen, ook niet op je reacties op deze ten dele zelf-geconstrueerde verschijnselen. Zo blijft er een min of meer gesloten cirkel van constructie en reactie op je constructies, een zelfgemaakte kooi. Pessimisten zien alleen de donkere kant van de wereld en worden daarin bevestigd, mensen met angsten zien overal beren op de weg, agressieve mensen ontmoeten alleen mensen tegenover wie ze wel agressief moeten zijn. Meestal is het gebrek aan bewustzijn van deze situatie niet zo erg, maar wanneer je een beetje verder kijkt, zie je wat dit voor onplezierige gevolgen heeft. Er ontstaan spanningen, conflicten, leed, niet alleen bij jou, maar ook bij anderen. Deze gevolgen van de onbekendheid met je eigen situatie is vaak het beginpunt van zelfonderzoek.

Aan het begin van het onderzoek is dus (a) een notie van jezelf aanwezig, die (b) niet geheel helder is, maar waarvan (c) je verwacht dat deze in ieder geval gedeeltelijk opgehelderd kan worden.
Deze drie punten blijven gedurende het gehele onderzoek aanwezig, zij het in een steeds verschillende vorm. Ga maar na of dit klopt in je eigen ervaring. Controleer de uitspraken voortdurend en ga, wanneer ze acceptabel zijn, zo precies mogelijk zien wat ze betekenen.

2) Door onderzoek kan inderdaad een zekere verheldering ontstaan, de kennis van jezelf kan worden vergroot. Dit onderzoek kan plaatsvinden vanuit een afstandelijke positie door observatie van de materiële vormen van je lichaam. Het biologische onderzoek van anatomie, fysiologie, genetica, enzovoort en het gedragsonderzoek leveren veel gegevens die tot een grotere zelfkennis leiden. Maar jij bent het die deze gegevens waarneemt en onder woorden brengt. Daarom is deze informatie niet alles wat je over jezelf te weten kunt komen. Vanuit een min of meer afstandelijke positie kun je ook privéverschijnselen, zoals lichamelijke indrukken, gevoelens en psychische processen van jezelf waarnemen. Ook langs deze weg kun je veel over jezelf leren, bijvoorbeeld over je wijze van reageren op anderen. Maar ook hier krijg je geen volledig zicht op jezelf. Je hebt de notie dat jezelf meer bent.
Zo is er een zekere verheldering mogelijk van aspecten van jezelf waarin je min of meer geïdentificeerd bent met bepaalde zaken van publieke (wetenschappelijke) en private (geestelijke) aard. Voor zover je beseft dat je in je zelfonderzoek de verschijnselen vaststelt en onder woorden brengt, is de identificatie niet vanzelfsprekend en is de verheldering niet vergaand genoeg.

3) Je zult preciezer moeten formuleren wat het betekent dat jij gegevens over jezelf vaststelt, dat jij het bent die zelfonderzoek uitvoert. Bij dit onderzoek neem je afstand van jezelf om preciezer naar jezelf te kijken, of word je je intern van jezelf bewust. Je bent blijkbaar zelf-reflexief, dat is jezelf weerspiegelend, en in deze situatie wordt iets van jezelf zichtbaar en bespreekbaar. Deze weerspiegelende situatie noemen we bewustzijn. We zeggen: "Ik ben me bewust van mijzelf", dat wil zeggen, ik heb een zijnswijze die gekarakteriseerd wordt door de weerspiegeling van mezelf, mijn zijn is een bewust-zijn van mijzelf, een bewust-aanwezig-zijn waarin ik iets van mezelf zie. In het onderzoek kan dit bewust-zijn zich uitbreiden zodat meer en meer gegevens van jezelf in het zicht komen.
Dit bewust-zijn van jezelf kan in verschillende graden van helderheid voorkomen en is een voorwaarde voor de mogelijkheid van zelfonderzoek.

4) Als bewust-zijn ervaar je in het leven en samenleven een zekere vrijheid. Voor zover je je van een situatie bewust bent, kun je erover praten, alternatieven ervoor bedenken en misschien iets veranderen. Je bent niet volledig onderworpen aan een harde situatie, je gaat niet op in een gesloten cirkel. De factoren die op je inwerken zijn niet alle direct. Er is een ruimte waarin je kunt handelen, waarin je kunt interpreteren, denken en spreken. Deze ruimte geeft een zekere vrijheid van je situatie. Bewust-zijn is dan het eerste-persoonsaspect van deze ruimte of het licht waarin voor jou als eerste persoon iets (derde persoon) verschijnt. 
Als het bewustzijn reflexief is zoals bij het zelfonderzoek, is er als bewust-zijn een zekere vrijheid ten opzichte van aspecten van jezelf die eerst als gegeven werden ervaren, een vrijheid van je identificatie met deze gegevenheden. Hoe helderder dit bewust-zijn, des te grotere vrijheid mogelijk is.

5) Het proces waarin je jezelf beter leert kennen en vrijer wordt van jezelf door een helderder en ruimer wordend bewust-zijn kan zich op verschillende wijzen ontwikkelen. Enkele wegen, die ook gecombineerd kunnen optreden, zijn de volgende. a) Je kunt je terugtrekken op een steeds hoger punt van bewust-zijn, waardoor je zijnswijze verandert. De identificatie met de verschijnselen die in het bewustzijn opkomen, bijvoorbeeld eigenschappen van het lichaam en beelden van jezelf, kan steeds meer verdwijnen ten gunste van een steeds ruimer en minder gedifferentieerd zelf-bewust-zijn. Dat is een van de hoofdlijnen van de Advaita Vedanta. Een uitwerking hiervan is te vinden in het artikel in dit blad 'Inzicht in het onderscheid'. b) Ook kan het directe inzicht groter worden dat de verschijnselen zoals gevoelens en gedachten, die hoorden bij je identiteit, geen overkoepelend ik hebben, dat wil zeggen dat de ik-identiteit steeds meer verdwijnt. Dit is een van de kernpunten van de boeddhistische weg. Deze benadering is te vinden in het artikel in dit blad 'Een gesprek tussen Milinda en Nâgasena'. c) Een derde mogelijkheid is de eigen aandacht in de actuele situatie steeds meer openen, dat is jezelf steeds meer openstellen, gevoeliger worden voor anderen, een loslaten van je centrumgerichte ik-structuren, een positieve acceptatie van alles en iedereen, een uitbreiding van jezelf. Het onderzoek betreft dan je eigen grenzen, die er niet blijken te zijn in welke richting dan ook. d) Dit inzicht is er ook in de directe verzinking van je bewuste zijn in je zelf-zijn, dat eerst slechts als onduidelijk gevoel of als vage notie aanwezig was. Dan blijkt dat het zelf-zijn een onbeperkt en ongedifferentieerd zelf-bewust-zijn is.
Op elke weg van zelfonderzoek betekent een verandering van inzicht de verandering van de eigen zijnswijze. Kennen en zijn gaan hier samen in het eigen bewust-zijn. In deze sfeer betekent een groter inzicht (bewust-zijn) meteen een zijnswijze die vrijer is ten opzichte van de eerst niet-bewuste identificaties.

6) Radicaliteit van het zelfonderzoek betekent het onderzoek op deze weg zover mogelijk voortzetten. Het inzicht groeit, zelf verander je, zelf word je steeds meer bewust-zijn en je komt in een grensgebied, waar iets anders gaat gebeuren dat niet meer onder het onderzoek valt, dat niet meer tot de sfeer van het 'ik doe zelf onderzoek' behoort. Dit is een gebeuren dat van buiten komt. Het overweldigt je, het is een overgave. Het is een gebeuren dat direct is, zonder planning of bemiddeling, hoewel er de bijkomende ervaring kan zijn van een Ander of van iets kosmisch. Het is een zee van zijn, bewust-zijn en geluk. Daarin valt elke beperkende identiteit weg.
Het radicale zelfonderzoek leidt dus naar een punt waar een inzicht in het onbeperkt-zijn kan doorbreken dat samengaat met de bevrijding van elk beperkend ik-aspect. Dat is het einde van het onderzoek, het einde van elke bepaling door woorden, het is het einde van het ik-zelf. Het is het Inzicht dat het geloof in al deze beperkingen een illusie was, het Inzicht dat je altijd al jeZelf was, de niet tot een object te maken achtergrond van alles wat verschijnt, de Openheid.

7) In de bevrijde 'situatie' spelen ik-zelf en onderzoek geen rol. Voor zover die zich voordoen bij mensen zijn ze strikt betrekkelijk, namelijk betrokken op de menselijke situatie van zelf en onderzoek. Het zijn dan regionale verschijnselen in de Openheid, die door die verschijnselen niet wordt beperkt. Dat geldt ook voor de woorden die nog worden gebruikt, verschillende woorden in verschillende tradities, die naar die Openheid verwijzen. Het onderzoek onder verschillende omstandigheden (zie ook de hathayoga en meditatie) is in de menselijke situatie meestal nuttig, evenals kennisname van verwoordingen van authentieke ervaringen, om dichter bij de ervaren grens met de Openheid te komen. Voor dit onderzoek bestaan methoden, maar deze betreffen alleen de voorbereiding voor de werkelijke realisatie. Het verdwijnen van de grenzen is een direct gebeuren door het inzicht 'Er is geen enkele grens'. In het Inzicht is er dus een openheid voor alles en iedereen, voor alle aspecten van het bestaan. Daarmee is het leven totaal veranderd, zolang als dat doorgaat.
Het onderzoek blijft in een bepaald gebied zijn nut houden. In het Inzicht kan alles en iedereen worden geaccepteerd zonder dat er sprake is van welke inperking dan ook.

8) Het bovenstaande is een voorbeeld van een onderzoeksverslag. Iedere lezer kan hetzelfde onderzoek doen. Dan is het bovenstaande een geleid onderzoek. Neem er de tijd voor, anders is de kans groot over belangrijke verschijnselen heen te springen. Bedenk dat het gaat om een levend en niet om een theoretisch inzicht. Blijf bij elke stap vol aandacht en ga na of de formuleringen kloppen. Als er duidelijke verschillen zijn met de eigen ervaring, stel dan alternatieven of aanvullingen voor. Dan is erover te praten. Het is opvallend dat er in de verschillende tradities een grote mate van intersubjectiviteit bestaat ten opzichte van de belangrijke punten. Het radicale bevrijdende zelfonderzoek staat open voor iedereen. Het hoeft geen geïsoleerde activiteit te zijn. Juist in een gezamenlijke openheid wordt het onderzoek een fascinerende onderneming.


Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • Mediteren leren

    Dit boek geeft een handleiding bij het leren mediteren voor beginners en voor de gevorderden die nog eens bij het begin willen beginnen. Het uitgangspunt is de spontane meditatie, die iedereen af en toe heeft. 

  • Management en non-dualiteit

    In bedrijven en organisaties is meer aandacht gekomen voor de oriëntatie op samenhang, eenheid, heelheid, ongescheidenheid, kortom: non-dualiteit. Wat betekent deze ‘niet-tweeheid’ en op welke wijze kan zij in het eigen werk en in de organisatie doorwerken? Deze vragen staan in dit boek centraal.

  • De bron van het zijn

    ‘Wat was mijn toestand, voordat er ervaring was? Wie was er om op deze vraag te antwoorden? … dat Ik dat geen vorm heeft en zichzelf niet kent als ik ben.’

  • Psychotherapie en non-dualiteit

    De psychotherapie en oosterse bevrijdingstradities zoals advaita vedânta en boeddhisme hebben in de laatste jaren een steeds grotere belangstelling voor elkaar gekregen. Ze hebben elk specifieke noties en werkwijzen, maar overlappen elkaar voldoende om een vergelijking mogelijk te maken.
    In dit boek worden diverse westerse psychotherapeutische stromingen en twee bevrijdingswegen die van oorsprong respectievelijk hindoeïstisch (Advaita Vedânta) en boeddhistisch zijn, met elkaar geconfronteerd.

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod