Uitgangstekst Werkgroep Yoga en Non-dualiteit / Intervisiegroep yogadocenten Gouda


Uit de inleiding van Douwe Tiemersma voor Werkgroep Yoga en Non-dualiteit op 13 maart 2010


Uitgangspunt:
a) Yoga is gericht op de bevrijding van scheidingen, de bevrijding tot non-dualiteit,
b) iedereen heeft een besef van deze bevrijding en van non-dualiteit.

Centrale vraagstelling:
Op welke wijze kan de non-dualiteit in yogalessen naar voren komen en bevorderd worden?
Toelichting: Door het centraal stellen van deze vraag onderscheidt deze werkgroep zich van andere intervisiegroepen.

Werkwijze:
Een onderzoek bij het voorbereiden en geven van yogalessen: welke oefeningen, welke variaties, welke aanwijzingen, enzovoort, bevorderen de zijnservaring van non-dualiteit het sterkst.
Toelichting: Het gaat om de relatie ‘als …dan; als je dit doet, gebeurt er dat met je ervaring. Die oorzaak-gevolg-relatie kun je zo toepassen dat de zijnservaring van non-dualiteit maximaal wordt bevorderd.

De diverse aspecten van de oefeningen:
1) De eigen zijnssfeer en instelling
2) Het energetische lichaam
3) Het cognitieve lichaamsbeeld
4) Het lichaamsschema
5) De verschillende lichamen
6) Non-dualiteit

1) De eigen zijnssfeer en instelling
Bij de doorwerking van non-dualiteit in de yogalessen heb je  vooral te maken met:
je eigen situatie. Pas in tweede instantie gaat het om de situaties van de degenen aan wie je yogales geeft.
Wat er mogelijk is, hangt vooral af van je eigen inzicht in en realisatie van non-dualiteit. In hoeverre zijn die bij jezelf al gaan doorwerken? Het is duidelijk dat het bij het geven van lessen niet om een bepaalde hoeveelheid informatie gaat die je doorgeeft. Lessen zijn niet theoretisch-cognitief. Wat je wilt overdragen zal vanuit jezelf naar de deelnemers van de lessen moeten gaan. Wanneer je les geeft kun je dat alleen maar doen vanuit je eigen zijn en eigen zijnservaring. Daarom blijft het van het grootse belang bewust te blijven van je eigen situatie en zoveel mogelijk bij en in de sfeer van non-dualiteit te blijven.

Voordat je yogalessen gaat geven, zul je er dus goed aan doen eerst  na te gaan of je zelf een non-duale instelling hebt. Uitgaande van de dualistische instelling van ik tegenover de waargenomen wereld, kan er een overgang naar een non-dualistische instelling zijn. Die overgang heeft in ieder geval de drie volgende aspecten.
a) De omkering van de gerichtheid en inkeer in jezelf
De aandacht is meestal naar buiten gericht op iets anders dan jezelf. Deze beweging van aandachtsenergie kan worden omgekeerd vanuit het objectpunt naar jezelf als oorsprong van de aandacht, het subjectpunt. Dit betekent een inkeer in jezelf. Zo kom je terug naar en bewustzijnsstandpunt dichtbij de kern van jezelf. Vanuit dit standpunt ervaar je alles gevoelsmatig én zie je alles met je innerlijke blik.
b) De interne ervaring
Zo word je bewust van je lichaam van binnenuit, van de hele interne sfeer van je lichaam met alle indrukken en gevoelens. Je voelt alles in je lichaam, doordat je je lichaam bent.
c) Het externe bewustzijn
Zo word je ook bewust van je lichaam van buitenaf, van het lichaam in de ruimte. Je ziet het lichaam op afstand, je ervaart het lichaam extern, omdat je in je bewustzijn niet samenvalt met je lichaam. Als waarnemer hoef je niet eens zo’ n grote afstand te nemen. Je kunt ook dichtbij blijven zonder spanning.

Je ervaart zo op concrete wijze van binnenuit en van buitenaf het lichaam in de ruimte. Daardoor is het mogelijk dat mensen op de lessen meer bewust worden van hun eigen lichamelijke situatie wat betreft de indrukken en gevoelens en de ruimtelijke situatie. Dat is een doelstelling van elke yogales.

Ga nog eens precies de punten a), b) en c) na met de ogen dicht.
Als dat lukt, doe dan hetzelfde met je ogen ietsje open.
Als dat lukt doe je je ogen verder open.
Kun je bewust blijven van het lichaam in de ruimte? Kun je op het waarnemerstandpunt blijven, ook wanneer je ogen open zijn?


2) Het energetische lichaam
Als je wat langer in die instelling verblijft en het hele lichaam in de ruimte blijft, komen er ontspanning en rust in het lichaam, in de ademhaling en in de geest. Daarmee veranderen de lessen.
Een heel belangrijke verandering bij het waarnemen vanuit het waarnemerstandpunt is het karakter van het lichaam. Er is dan niet meer een materieel lichaam met daarin indrukken en gevoelens. Indrukken en gevoelens in de lichamelijke sfeer blijken nu verschijnselen te zijn. Dan spreek je niet meer psychologisch over een materiële wereld met personen met indrukken en gevoelens. Nu is er een subtiel lichaam dat bestaat uit energetische verschijnselen van tintelingen, stromingen en straling. Het is het lichaam van vitaliteit. Dat is nu transparant en energetisch.

Yoga-oefeningen moet je eerst fysiek aanleren. Daar begin je mee. De oefeningen moeten eerst op dat niveau duidelijk zijn en goed worden uitgevoerd. Wanneer de fysieke situatie duidelijk is, zul je moeten overgaan naar het energetische lichaam. Als je een houding langer laat aanhouden, is het gemakkelijker om het lichaam meer energetisch te ervaren. Elke asana heeft een bepaald fysiek en energetisch patroon. Dit laatste speelt een fundamenteler rol in het leven dan het eerste. Echte effecten zijn die van het specifieke energetische patroon, ook wanneer yoga therapeutisch wordt gebruikt. Er is geen scheiding tussen het fysieke en energetische lichaam. Dat wil zeggen dat er een  non-dualiteit is betreffende de lichamen.

Zie Hoofdstuk 11 van Pranayama – adem en levensenergie kennen, ontplooien, loslaten en doe bijvoorbeeld de oefening van De Zijwaartse Boog § 25.3 blz. 207.
Yoga is meer dan gymnastiek en meer dan gymnastiek met ontspanning en voelen van het lichaam. Yoga is het leren kennen van het energetische lichaam, daarmee oefeningen doen zodat de energieën zich kunnen ontplooien, en het zelf vrij wordt van alle beperkingen die in de energieën zitten.

3) Het cognitieve lichaamsbeeld
Dat wat je weet werkt bij de ervaring van het lichaam heel gemakkelijk door. Daar moet je bewust van zijn, want de ervaring wordt daardoor sterk kunstmatig en dualistisch.
Bij de ervaring van je energetische handen bijvoorbeeld, met de goede instelling en met je ogen dicht, projecteer je erg gemakkelijk het beeld van je handen, zoals je dat hebt geleerd, op de energetische verschijnselen. Daarmee beperkt het cognitieve beeld de energieën. Het lichaamsbeeld houdt energie vast en sluit haar op  in de vorm van het beeld. Cognitieve kennis en voorstellingen brengen scheidingen aan. Als deze niet meer aanwezig zijn blijft er de ruimte (zie de instelling) en daarin kunnen de energieën zich gemakkelijk ontplooien.
Als je als leerkracht hiervan bewust bent, zul je je taalgebruik aanpassen, als je wilt verwijzen naar het energetische. Je spreekt dan niet meer een biologische taal die verwijst naar het materiële lichaam en niet meer een psychologische taal die verwijst naar indrukken en gevoelens, maar je spreekt dan direct over de vorm, de kwaliteit en de processen van energieën.

Wat ervaar je bij de goede instelling als je met je ogen dicht en met je innerlijke blik naar de lichamelijke sfeer kijkt en niet gaat denken, geen voorstelling gaat maken?

Het kunnen dynamische kleuren zijn in een open ruimte: energetische verschijnselen. Een probleem kan zijn dat het direct ervaren energetische lichaam vrij vaag blijft. Toch is het van belang het op deze wijze te ervaren, omdat er dan geen scheidingen zijn, omdat er dan een non-dualiteit is.

4) Het lichaamsschema
Yoga is er niet alleen gericht op het oplossen van cognitieve patronen, maar ook op onbewust werkende interne blokkades en andere energetische complexen. Deze beperkende en scheidende patronen zijn meestal niet bewust, doordat ze zo vanzelfsprekend zijn. Eén type van dit soort patronen betreft de oriëntatie in de ruimte: dit is voor en dit is achter, dit links en dat rechts , dit is boven en dat is onder.

Draai je neus boven de rechter schouder. Wat is nu voor? De richting van je neus of de voorkant van je romp? Je haalt nu de vaste structuur uit elkaar. Hoe krijg je dan weer een nieuwe harmonie? Dan moet je een hoger standpunt innemen.

Wanneer je je goede instelling aanneemt en zo op een hoger niveau in de ruimte gaat staan en alles loslaat, is er geen probleem.

Hetzelfde kun je ervaren met de tijd. Meestal heb je een vaste oriëntatie in ruimte en tijd.  Het is goed om dat te doorbreken, anders houd je jezelf daarin vast.
Je kunt met je neus naar de toekomst en naar het verleden gaan staan. Ook kun je ronddraaien. Dan kom je los van de tijd.
Verder kunnen de patronen genoemd worden
- de afmetingen van het lichaam en van lichaamsdelen die van belang zijn voor adequaat gedrag in de wereld;
- de plaats van de lichaamsdelen, ook ten opzichte van elkaar;
- de vorm van het lichaam en lichaamsdelen
- de grof-fijn opvatting van het lichaam;
alle op (bijna) onbewust niveau, functionerend in het alledaagse leven zonder dit speciaal te bekijken of te overdenken.
Ook deze patronen kunnen door yoga vrij worden, zodat daar geen hechting meer in zit. Tegenstellingen worden opgenomen in een non-dualiteit.


5) De verschillende lichamen
Het verschil tussen het materiële en energetische lichaam is in de goede instelling duidelijk. Er is ook een mentaal lichaam waarmee je dingen doet in de denk- en voorstellingswereld. Het energetische lichaam zit tussen het materiële en het mentale in. Het heeft een traagheid (het kan zich niet zo gemakkelijk snel verplaatsen) en een dichtheid (het is niet helemaal transparant), maar die traagheid en dichtheid zijn niet zo sterk als  die van het materiële lichaam. Een droom is ook een energetische werkelijkheid. Er kan een heleboel, maar niet alles. Er is nog een zekere vorm en zwaarte. Het mentale lichaam is ijler, nog lichter.
Het energetische vormt een eigen werkelijkheid. Yoga is de wetenschap van die werkelijkheid en een techniek om die wetenschap toe te passen..
Het grof-materiële lichaam kan zich gemakkelijk ontwikkelen tot subtielere vormen van het lichaam, zoals op het niveau van de waarnemer. Dan zit je ergens voor je gevoel in de ruimte,  van waaruit je als waarnemer de dingen meteen ziet. Als je iets ziet, is het duidelijk. Dat noemen we inzicht vanuit een inzichtslichaam.
Alle lichamen boven het grof-materiële worden subtiel of fijnstoffelijk genoemd.
Je hebt de mogelijkheid om steeds terug te keren naar een subtieler lichaam. Dat betekent dat je iets meer van je Zelf ervaart. Het betekent een zuivering en opening in de richting van non-dualiteit. De lichamen kunnen namelijk ook worden gezien als kosha’s, als sluiers om het zuivere zelf. Als deze kosha’s wegvallen, blijft alleen het oorspronkelijke non-duale zijn-zelf-zijn over. Zo is er ook de non-dualiteit van de kern van zijn en zelf-zijn.

6) Conclusie: non-dualiteit
Yoga is gericht op non-dualiteit.

a) Non-dualiteit in het energetische lichaam
In de energetisch-lichamelijke sfeer, het energetische lichaam, is er geen scheiding tussen de onderdelen. Het is één energetisch organisme. Als er een bepaald hardnekkig energetisch patroon is, kan die een blokkade en scheiding betekenen. Beoefening van yoga is erop gericht deze op te heffen, zodat er weer een non-dualiteit in het energetische lichaam kan ontstaan.

b) Ruimtelijke non-dualiteit binnen-buiten
In de goede instelling is er een waarneming van binnenuit en van buitenaf.  Dan stel je vast dat er geen scheiding is tussen binnen en buiten: er is één groot ruimtelijk geheel. Net als bij een kruik is er het lichaam met een binnenruimte die dezelfde ruimte is als de buitenruimte. Spanningen en conflicten kunnen alleen optreden als er scheidingen zijn. Als er een ruimte is waarin je thuis bent, vervallen bedreigingen en verdwijnen alle spanningen en conflicten. Er is dus een non-dualiteit binnen-buiten, net zoals er in de lichamelijke sfeer zelf geen scheidingen zijn.

c) Ook is er geen echte scheiding tussen de verschillende lichamen het energetische en het fysieke en tussen het grove, subtiele en nog subtielere energetische lichamen. Ze hebben onderling een sterke invloed op elkaar en overgangen zijn er voortdurend.

d) Ten slotte is er de non-dualiteit van zijn en zelf-zijn, van object en subject, van energie en bewustzijn. In de ervaring komen deze regelmatig samen. Deze fundamentele non-dualiteit laten herkennen, is de eigenlijke doel van yoga.

Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • De elf grote Upanishaden


    De Upanishaden vormen de grondslag van een groot gedeelte van de Indiase filosofie. Ze worden ‘Vedânta’ genoemd, dat is het einde en de culminatie van de Veda’s. De wijsheid die in de teksten naar voren komt is nog steeds een onschatbare bron, zowel in India als daarbuiten. Centraal staat daarin de visie en zijnservaring dat de kern van zelf-zijn identiek is aan de grondslag van wereld en universum.
    In dit boek is een groot gedeelte van de belangrijkste Upanishaden (8e-6e eeuw v.Chr.) opgenomen.

  • Pranayama

    Dit boek is een praktische handleiding bij het beoefenen van pranayama. Alle onderdelen van de traditionele pranayama komen hierbij aan bod.

  • Advaita Vedanta - de vraag naar het zelf-zijn

    De actuele vraag ‘wie we eigenlijk zijn’ was het onderwerp van een symposium aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op 18 september 2000, waarin vooral de oude Upanishaden en de Advaita Vedânta aan het woord kwamen.

  • Openingen naar Openheid

    In dit boek zijn ruim 120 korte teksten verzameld die openingen bieden naar die openheid. Deze blijkt uiterst eenvoudig te zijn. De teksten zijn stukjes van leergesprekken, bedoeld als stimuli om de aandacht te richten op openheid, iets daarvan te laten zien en zo de realisatie van openheid een grotere kans te geven. Ze vormen samen de essentie van het onderricht in non-dualiteit.

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod