Floris Bakels (1915-2000)


Vlak voor de Tweede Wereldoorlog werd Bakels advocaat in Rotterdam, waar hij tijdens de bezetting in het verzet zat. In april 1942 werd hij gearresteerd. In Nacht und Nebel (Elsevier, Amsterdam 1989, 1977) beschrijft hij zijn ervaringen in Duitse gevangenissen en concentratiekampen, de verschrikkingen, maar ook zijn spirituele reacties. Na de oorlog was hij journalist en een van de oprichters van het blad Elsevier.

*

(70)
Honger is angst. Wat de wereld beweegt, wat ruzie veroorzaakt en strijd en oorlog en alle ellende, dat is de hebzucht: ik wil eten, meer eten, veel eten, ik wil dit hebben en dat en dat, ik wil vergaren, bezitten, opstapelen. In plaats van: ik wil geven, helpen, brengen, een beweging naar de mensen toe zijn, in plaats van de naar-zichtoehalerij van de croupier met zijn hark. Hebzucht. Vraatzucht.
En wat is hebzucht anders dan angst? Men wil zeker zijn, genoeg of meer dan genoeg hebben, meer en meer en zoveel mogelijk alles hebben uit vrees te kort te zullen komen. En waarom heeft men angst? Omdat men niet beseft dat God met ons is, ons liefheeft en voor ons zorgt. God neemt elke angst weg. Als er geen angst is, zijn er geen wantrouwen en hebzucht meer; als die weg zijn, zijn er geen ruzie en geen oorlog meer.

(180)
Dan was alles weggevallen, mijn hele geschiedenis, en alle tijden, en alle mensen, en alle omgevingen en ook het hele demonenrijk rondom. Zelfs leek de eigen persoonlijkheid weggevallen. Ik - voor zover er toch nog een `ik’ was - was door een opening heengegaan naar een andere wereld, en er was alleen nog maar een geluksgevoel tot in de grootste diepte, tot op de grootste hoogte, een alles een overal, een altijd. Dat was de absolute vrede in God.
En ik moest in het Satansrijk komen om die te ondervinden.

(188)
Wat gebeurt er eigenlijk als de geest iets niet kan verdragen? Men hoeft daaraan niet ten onder te gaan. Men kan het bewustzijn verliezen. Men kan ook, als men de schok voelt aankomen, zich afsluiten, uit de weg treden, een scherm dichttrekken. Ik heb in zulke gevallen ook wel bij mezelf vastgesteld - ik was dan twee, niet een; ik zag mijzelf - dat ik een zeer snelle polsslag kreeg, een tremor over het hele lichaam, kippevel, en ogen die bepaald wijd opengesperd raakten. Ik dacht: kun jij dit verdragen? Ik antwoordde: ja, ik blijf staande, God komt mij in de rug, ik kan leunen. Naderhand kreeg ik wel het gevoel verboden terrein te hebben betreden. Ik dacht: dit had eigenlijk niet van jou gevergd mogen worden. Men heeft je genoodzaakt je geestelijke boekje verre te buiten te gaan. Je bent ergens geweest waar geen mensen komen, een nog onontdekt gebied van zowel lijden als van verrukking. Daar heerste een hoogspanning die je misschien die ene seconde kon verdragen; twee seconden zouden je dood zijn geweest. Soms had ik het gevoel: je bent even generzijds geweest. En het verbijsterende was dat generzijds verrukking en smart versmolten bleken.

(307)
Ik probeer mijn hedendaagse schillen af te leggen, als kleding, en weer te zijn zoals ik in 1943-1944 was. Ik probeer het KZ in al zijn buitenaardse, hemelse en helse aspecten opnieuw te beleven.
Ik beleef het fenomeen als bij blikseminslag. Een ontlading van hoogspanning die je vreemd genoeg overleeft. Het kan gebeuren dat ik, niet langer dan enkele seconden, terug ben in het KZ. Weg van de aarde. Weg van het heden. Uit mezelf getreden. Terug. Deze psychische ervaring is niet te beschrijven. Het is alsof je een ongelooflijk medicament hebt ingenomen, heilzaam en dodelijk tegelijk. Je bent ‘buiten jezelf’. Het is geen geluk, het is geen ongeluk, het is een verbijstering. Die gaat gepaard met fysieke verschijnselen. Ik krijg rillingen van boven naar beneden, drie of vier keer. Ik sta te trillen. Ik zweet overvloedig. Mijn polsslag is zeer versneld. Ik voel mijn ogen zeer wijd opengesperd. Ik word volledig in iets opgenomen. Ik ben volledig in een macht geraakt. Het is niet prettig, het is niet onprettig, het is boven aardse kwalificaties verheven, het is uitgetild boven het menszijn, terwijl men toch mens blijft. Het is niet toegestaan, evenmin verboden. Het is de vloedgolf in de sinds lang verdroogde bedding - een vorig bestaan, een toekomstig bestaan. Hoe ik het ook probeer, het is niet uit te leggen. Niemand kan zich een voorstelling maken van wat hem te wachten staat na de dood. Ik denk soms: zoiets als dit.

*


Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • De bron van het zijn

    ‘Wat was mijn toestand, voordat er ervaring was? Wie was er om op deze vraag te antwoorden? … dat Ik dat geen vorm heeft en zichzelf niet kent als ik ben.’

  • De ander en ik

    Dit boek bevat de lezingen en enkele andere teksten van het 2e Advaita Symposium over de relatie van 'de ander en ik'. De vragen kwamen aan de orde: Wat is de aard van de ander; in hoeverre of in welke zin verschilt de ander van mij en in hoeverre vormen wij een eenheid? De bespreking van deze vragen kon een verheldering geven van problematieken als ‘de aard van het zelf’, ‘de mogelijkheid van communicatie’ (in hoeverre kunnen wij elkaar begrijpen?), ‘de grondslagen van ons morele gedrag’ en ‘de ander als leraar’.

  • Stiltewandelingen naar eenheid

    Wandelen in stilte is terugkeren tot de rust die in de drukte van het leven vaak wordt gemist. Veel mensen zoeken die rust en vinden die in de natuur.

  • De elf grote Upanishaden


    De Upanishaden vormen de grondslag van een groot gedeelte van de Indiase filosofie. Ze worden ‘Vedânta’ genoemd, dat is het einde en de culminatie van de Veda’s. De wijsheid die in de teksten naar voren komt is nog steeds een onschatbare bron, zowel in India als daarbuiten. Centraal staat daarin de visie en zijnservaring dat de kern van zelf-zijn identiek is aan de grondslag van wereld en universum.
    In dit boek is een groot gedeelte van de belangrijkste Upanishaden (8e-6e eeuw v.Chr.) opgenomen.

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod