Bruno Nagel 'Vergankelijkheid en de waarde van de natuur in het boeddhisme'


Speling 41 (1989), 54-59

In plaats van dat het in het boeddhisme om een levensontkennende houding zou gaan, gaat het veel meer om een vredevolle, niet-forcerende, geweldloze houding. Daaraan staat de idee van de vergankelijkheid van alles ten grondslag. Deze leer van de vergankelijkheid gaat in tegen de innerlijke weerstand tegen de vergankelijkheid. Hoe meer je je verzet tegen de vergankelijkheid, des te sterker wordt je hierdoor getroffen. Het verzet tegen de vergankelijkheid van jezelf en je bezit betekent geweld tegen anderen en de natuur. Dit gevecht vindt plaats op een fundamenteel niveau van het menselijk bestaan, maar heeft ook zijn uitwerking op de verhouding van ons met de natuur. Het onder ogen zien van de escalatie van het verzet en de strijd kan het begin worden van het loslaten en van het werkelijk aanvaarden van het bestaan in zijn vergankelijkheid. Dit niet-vasthouden, niet-fixeren betekent niet in een lege leegte terecht komen. Er is een ervaring mogelijk van een ongrijpbare en onuitsprekelijke waarde van het leven. Wie zich niet aan zijn leven vastklampt, maar het ervaart in zijn vergankelijkheid, zal kunnen aanvaarden wat de boeddhisten het "dat" of "zo-heid" van alles noemen. Dit erkennen van wat "is" hoeft zich niet voor andere wezens af te sluiten, waardoor een geweldloze wijsheid en mededogen kan ontstaan. De ethische voorschriften van het boeddhisme moeten zo worden verstaan als een oefening in de fundamentele geweldloosheid die de onuitsprekelijke werkelijkheid van alle wezens erkent en die begaan is met hun lijden.
Verder is het gevecht in de uiterlijke wereld een uitwendige vorm van wat zich intern in mensen afspeelt. Dit laatste wordt meestal niet gezien. Daarom is het goed hierop te letten, waarvoor meestal een rustige situatie (meditatie) nodig is. Het verzet tegen vergankelijkheid en de afsluiting voor andere levende wezens worden dan duidelijk en kan plaats maken voor een niet-fixeerbare rust en vrij-stromende aanwezigheid. Daarin is juist een grote gevoeligheid voor het lijden van andere levende wezens. Hun bestaan is van dezelfde onuitsprekelijke waarde als het jouwe.
Misschien is het wel zo, dat pas een 'volmaakte' van de wilde, ongecultiveerde natuur kan genieten.

[DT]




Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • De bron van het zijn

    ‘Wat was mijn toestand, voordat er ervaring was? Wie was er om op deze vraag te antwoorden? … dat Ik dat geen vorm heeft en zichzelf niet kent als ik ben.’

  • Mediteren leren

    Dit boek geeft een handleiding bij het leren mediteren voor beginners en voor de gevorderden die nog eens bij het begin willen beginnen. Het uitgangspunt is de spontane meditatie, die iedereen af en toe heeft. 

  • De elf grote Upanishaden


    De Upanishaden vormen de grondslag van een groot gedeelte van de Indiase filosofie. Ze worden ‘Vedânta’ genoemd, dat is het einde en de culminatie van de Veda’s. De wijsheid die in de teksten naar voren komt is nog steeds een onschatbare bron, zowel in India als daarbuiten. Centraal staat daarin de visie en zijnservaring dat de kern van zelf-zijn identiek is aan de grondslag van wereld en universum.
    In dit boek is een groot gedeelte van de belangrijkste Upanishaden (8e-6e eeuw v.Chr.) opgenomen.

  • Pranayama

    Dit boek is een praktische handleiding bij het beoefenen van pranayama. Alle onderdelen van de traditionele pranayama komen hierbij aan bod.

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod