Douwe Tiemersma, De vele gezichten van de dood. Voorstellingen en rituelen in verschillende culturen


Lemniscaat, Rotterdam 1996

Dit boek laat de lezer kennismaken met de achtergronden van verschillende culturen en de vele ideeën en manieren rondom sterven.
In het Westen wordt de dood nog vaak verdrongen, door angst en onbekendheid. De vraag die men kan stellen is: ‘Zijn bij niet-westerse tradities verdringing en verlegenheid met de dood minder?’ Het antwoord wat hierop gegeven wordt biedt inzicht hoe anderen over de dood en het stervensproces denken en hoe zij hier mee omgaan. Zes auteurs bespreken dit, ieder vanuit de eigen achtergrond.’Bij deze bespreking komen allerlei vragen aan de orde, zoals: Over de oneindigheid van het leven, het stervensproces, de begeleiding van de stervende, het rouwproces, de stadia onmiddellijk na de dood, het leven na de dood, reïncarnatie en onsterfelijkheid. Welke ideeën men erover heeft en welke praktijken er in dit verband mee worden uitgevoerd.
Een boek wat van harte aan te bevelen is aan degenen die in welke vorm dan ook met stervenden in aanraking komen. Niet alleen biedt het inzicht in jezelf: ‘Hoe ga jij met de dood om?’ Maar ook door het leren begrijpen van andere culturen en van daaruit zien hoe mensen hiermee omgaan, kan een leerzame en verhelderende invalshoek betekenen
Douwe Tiemersma behandelt het hindoeïsme, het christendom en humanisme, eveneens de inleiding en een vergelijkende beschouwing aan het eind.
Len Holdstock het Afrikaanse gedeelte, in het bijzonder het zuiden van de Sahara. Ria Kloppenburg het vroege en Theravada boeddhisme. Han de Wit het Tibetaanse boeddhisme. Knut Walf het daoïsme en Kees Wagtendonk de islam.



Douwe Tiemersma, Hindoeïsme

In India horen leven en dood bij elkaar. Enerzijds door de dagelijkse confrontatie ermee; de lijken liggen op de straat, ze worden in het openbaar verbrand.
Anderzijds door de tradities waarbinnen de dood een speciale plaats in het leven inneemt.
De dood wordt hoofdzakelijk gezien als een overgang naar een volgend leven. De ‘bevrijding’ wil niet zeggen: bevrijding van het leven of bevrijding van de dood, maar: Geen lijden meer in een volgend leven, de kringloop van levens gaat gewoon door: ‘samsara.’ (Behalve bij Inzicht; zie traditie 4).

Vedische ideeën, ‘karma’en ‘samsara:
In de vedische literatuur(ca, 1200-600 v. Chr.)wordt over de dood niet veel gezegd, alles is op het leven gericht.
Toch staat er in de rig veda(één van de oudste) ‘Alles van de persoon keert terug naar de bron: het oog naar de zon, de adem naar de wind, het lichaam naar de aarde, de planten.’ Een soort geest(preta) blijft over in de overgangsfase van leven naar dood.Tijdens riten in de eerste 10 dagen na de dood moeten deze de preta van een tijdelijk lichaam voorzien om niet te blijven rondzwerven. De 12de dag is er de vereniging met de voorouders, een plaats zonder pijn of lijden. In latere literatuur wordt dit de hel genoemd, waarin men bestraft kan worden. Men kan ook overgaan naar de wereld van de goden. Deze twee werelden zijn niet de eeuwige omdat voorouders en goden nog steeds als sterfelijk bezien worden. Leven en dood horen in de Veda’s bij elkaar; zonder dood is er geen leven.
Doodgaan betekent een offer ten gunste van het voedsel voor andere levende wezens.
Rond 800 v. Chr. In de Upanishaden (vedische geschriften) komt het begrip’karma’ op.
Handelingen uit het verleden bepalen huidige en toekomstige levens. Zoals oude kleren weggooien en nieuwe aantrekken, zo laat de ziel zijn aardse kleding los en trekt nieuwe aardse kleding aan. Zelfs wanneer men zoveel goed karma verzameld heeft dat men in de wereld van de goden komt zal men nog terug komen in een nieuw leven met nieuwe mogelijkheden. ‘Samsara’, de kringloop der wedergeboortes heeft geen einde.
In de Upanishaden wordt verteld over een leven van de ziel na de dood, met de mogelijkheden om niet terug te keren. De ziel kan door de maan naar de wereld van de goden, voor de troon van Brahma, (de Schepper) terecht komen en als hij kan zeggen: ‘Wat U bent, dat ben ik’, gaat hij in de vlammen op en via de godenwereld en de zon komt hij in de Brahma- werelden vanwaar geen terugkeer is.

Een viertal tradities worden besproken: Allen zijn heilswegen, gericht op de dood.
1) Ascetisme:
Afstand doen van alle wereldse zaken, ook van de prettige dingen.
Van de verschillende vormen van het ascetisme heeft het hindoeïsme de leer van de 4 levens fasen opgenomen, die achtereen gevolgd dienen te worden. 1; Leerling, 2; een gezin stichten,3; afstand doen van het maatsschappelijke leven, 4; het zich terugtrekken als (bedel)monnik om zich voor te bereiden op de dood.
2) Het juiste handelen:
Belangeloos handelen, zonder op resultaat gericht te zijn. Dit laat geen sporen achter (geen karma).
Godsdienstige handeling, rituelen en handelen in het algemeen. Alles gericht op handelen zonder egocentrisch belang: Offeren van het ‘ik’ (ego).Handelen zonder op resultaat gericht te zijn maar wel met je plicht (dharma) doen.  Dit is vaak verbonden met devotie en inzicht.
De gedachte is om resten van karma te vernietigen door niet meer te handelen. Het doel ligt in het ‘bij zichzelf zijn van de ziener’. Dit betekent bevrijding van alles wat vorm en verandering kent.
Noot: karma betekent: De wet van oorzaak en gevolg, door mentale patronen ons eigengemaakt. Door creatie ontstaat actie (= Ketting reactie) = handelen.
3 )Devotie:
Handelingen en ‘ik’ opdragen aan God (bhakti). Bevrijding door liefdevolle toewijding aan God, is bevrijding (moksha) van de doodsangst. Men geeft de vruchten weg van het handelen en laat ze opgaan in de goddelijke Werkelijkheid, zo is er geen restkarma meer.
Het belangeloos handelen in dit opzicht wil zeggen dat alle resultaten worden geofferd aan God, gericht daarop zijn wil zeggen: Alle resultaten gaan daarin op en zelf krijgt men er zo deel aan, er is geen karma meer. Dit is de mystieke weg naar bevrijding.
Bij het uur van de dood is er gerichtheid op God, lichaamsopeningen moeten gesloten gehouden worden, de geest in het hart en de levenskracht tussen de wenkbrauwen concentreren: de klank: Ohm= AUM (Brahman) voortbrengen. Veronderstelt wordt dit ook tijdens het leven te beoefenen.
Bij het sterven worden heilige teksten gereciteerd; bepalend voor de weg van de ziel. De laatste gedachte bij het sterven, daar waar die zich op richt, is bepalend voor een volgend leven. Deze laatste gedachte wordt op God gericht.
4 )Inzicht:
Enerzijds gaat het om het samengaan van het eindige leven en het sterven.
Anderzijds om de combinatie van dit betrekkelijke bestaan met het onvergankelijke Zelf.
Het primaire inzicht is: Dit Zelf te zijn. Hieruit ontstaat het handelen en de plicht (dharma) in de situatie waar men zich bevindt.
Als het meest eigen Zelf (Ziel of Atman) zit niemand in de cirkel van samsara gevangen, maar is men één met het Zelf van alles (Brahman) het uiteindelijke Absolute, Atman = Brahman.
In praktische zin mag er leven en dood zijn. Het geloof hierin wordt niet-weten genoemd; illusie door onwetendheid. In Atman = Brahman als het Absolute bestaan ze niet echt.
Wat als laatste op de weg van Inzicht overblijft is:”ik ben”, zonder beperkingen, boven ruimte en tijd. Er is geen subject meer.
Ook dit “ik ben”, verdwijnt in het Atman - Brachman als het Absolute. Inzicht hierin betekent bevrijding van geboorte en dood. ‘Ik ben’ offeren aan het Absolute, niets bestaande. Aan Dat wat er is voor de dood, voor de goden, voor het eeuwige leven In de Upanishaden staat: ‘Dit is Dat.’

In het hindoeïsme wordt Shiva(God) identiek aan Brahman, degene die dit transformeert overschrijdt de grenzen van leven en dood. Er is geen samsara meer.

Besluit:
In het hindoeïsme horen leven en dood volledig bij elkaar in het offer. In ’Prajapati’, de oermens die tegelijk de offeraar, het offer en de ontvanger van de vruchten van het offer is. Het offeren staat centraal bij alle vier de wegen. Afstand doen van alle wereldse zaken, afstand doen van het ego, afstand doen van alle resultaten van de handelingen die men verricht, afstand doen van het ‘niet(willen) zien.’

In de kringloop van wedergeboorten (samsara) zijn geboorte en dood overgangen naar een nieuw leven. Ook bestaat in het hindoeïsme een zoeken naar een definitief stoppen van het lijden, naar een ‘situatie’waarin de categorien van leven en sterven niet meer aanwezig zijn. Dit kan ook via één van deze vier wegen gaan die ook onderling verbonden kunnen zijn. Bijvoorbeeld het ascetisme kan opgenomen en omgevormd worden als een discipline in het handelen, in het offer, en in de overgave aan God, en als een afstand doen van het ego en alles wat hiermee te maken heeft.



Ria Kloppenburg, Vroege en Theravada boeddhisme

Voor de komst van het boeddhisme is er in de oudste delen van de veda’s (1200-800 v. Chr.) niets te vinden over reïncarnatie of wedergeboorte.
In de 8e eeuw v. Chr. gaat men speculeren over waar men heen gaat naar de dood.
In eerste instantie is er de gedachte aan hemel of hel, afhankelijk van goede of slechte daden hier op aarde. De volgende vraag die zich opdrong was:’Waar gaat men dan daarna naar toe?’Zo ontstonden de begrippen: ‘‘samsara’en ‘karma.’
‘Samsara’: kringloop van wedergeboortes. Dit werd verbonden aan de ethische normen wat weer leidde tot het begrip ‘karma.’Goed/slecht handelen heeft effect op het toekomstig bestaan.
‘Karma’: Verschil met de meeste hindoeïstische stromingen is dat daar ‘karma’gezien wordt als een automatisme, echter in het vroege boeddhisme is de mens zelf verantwoordelijk voor zijn toekomstig bestaan en niet door de handeling zelf maar door de intentie ervan.

Boeddha(560-480 v. Chr.):
Hij predikte vanuit eigen ervaring de ‘Verlossing’, nirvana, wat betekent uitgeblust of uitgewaait zijn
De oplossing is om de ervaring van lijden te overwinnen door middel van:
A, Het overwinnen van gehechtheid, hier zijn 3 vormen van te onderscheiden: Aan sensuele genoegens, aan het aardse bestaan en aan het niet-aardse bestaan.
Manieren: Door middel van meditatie oefeningen, de twee belangrijkste zijn:
1 De maranasatie beoefening, die confronteert met de eigen vergankelijkheid.
2 De metta, die van de naastenliefde. Eerst van je zelf leren houden voor je ook van anderen kunt houden.
Deze oefeningen zullen leiden tot gelijkmoedigheid, de dingen zien zoals ze zijn zonder dat het geestelijke evenwicht erdoor geraakt wordt.

B, Om onwetendheid om te zetten in inzicht.
De valse veronderstelling dat er een Ik of een Zelf zou zijn, waardoor geluk verward wordt met bezit.
Inzicht: Wanneer dit besef is losgelaten zullen begeerte en gehechtheid onmogelijk zijn en het lijden tot een einde komen.

Vrij snel na de dood van de Boeddha ontstonden er twee hoofdstromingen binnen het boeddhisme: 1Het theravada(leer der ouden) of hinayana(kleine voertuig) en 2 het mayana(grote voertuig).
In het theravada gaat men uit van het reïncarnatie idee en gaat het het om de heilige, de monnik, die volledig vrij is van begeerte.

Rondom het overlijden:
Gebruikelijk is het om een zogenaamd verdienstenboekje bij te houden waarin alle goede daden staan vermeld. Het voorlezen hiervan rondom het sterven zou heilzaam werken.
Verder vinden er na het overlijden ceremonies plaats en er worden giften gegeven aan kloosters en monniken. De verdiensten hiervan worden de overledene als het ware nagestuurd.
Het is meer te doen om een betere en welvarendere wedergeboorte te verwerven dan om de uitblussing in het nirvana.
Nirvana betekent: Niet lijden, niet beperkt, niet vergankelijk, niet gemaakt, niet ontstaan



Han F. de Wit, Tibetaanse boeddhisme

Typerend voor het Tibetaanse boeddhisme is dat de Tibetanen alle inzichten en beoefeningen uit alle boeddhistische scholen die zich sinds de Boeddha hadden ontwikkeld vanuit India, naar Tibet hebben gebracht. Dit boeddhisme noemt zichzelf het 3-yana-boeddhisme. Yana = voertuig.
1e yana is hinayana, het Kleine Voertuig. Volgens de oudst inzichten richt de mens zich op bevrijding uit samsara wat hier egocentrische levenswijze betekent, om zichzelf te bevrijden.
2e yana is mahayana, het Grote Voertuig.Hier is de motivatie: Alle wezens te bevrijden uit samsara wat hier egocentrische gedachtewereld betekent.
3e yana is vajrayana, het Diamanten Voertuig. Na eerst getraind te zijn in de eerste twee ( de geest is al vrij van de dood) is hier de motivatie: Leren omgaan met de wereld van verschijnselen vanuit deze non-dualistische ervaringswijze.

Boeddhistische visie op leven en dood:
Door (avidya) blindheid of niet-weten, kan men het sterven en de dood niet beleven als een natuurlijk proces dat bij het leven hoort. Avidya is de oorzaak van doodsangst en levensangst.
Dit komt voort uit de angst voor vergankelijkheid, de angst om elk houvast te verliezen. Ons ‘Ik’komt voort als product van de geest die men net zo echt ervaart als in een droom het ‘Ik’ervaren wordt. Echter inzien dat vergankelijkheid het leven zelf is, is inzien dat de dood een aspect van het leven is. In elk moment kan men leven (alles is veranderlijk) en dood (totaal loslaten)zien. De verlichting ligt voorbij de tegenstellingen ‘stoffelijk’en ‘onsterfelijk’, ligt ook voorbij de geestestoestand van dit ervaren.
Sterven is een voornamelijk mentaal gebeuren. De stervende kan verlichting bereiken door het aanhoren van teksten ( de 6 bardo’s of tussenruimtes) die worden voorgelezen uit het Tibetaanse dodenboek. De stervensbegeleider communiceert in de ‘beeld’taal van de bardo waarin deze verkeert. De bardo’s hebben elk een begin en een einde en elk een eigensoortige ervaringsmodus.
De 6 bardo’s:
1 Bardo van dit leven: Via zintuigen (geest) nemen we anderen waar.
2 Bardo van de droom: Ook een illusionaire werkelijkheidsbeleving waarbij de zintuigen vrijwel zijn uitgeschakeld.
3 Bardo van meditatie: Die momenten waarop men rust in de ware aard, betekent vrij zijn van karma. Ze doen zich voor in ons leven, tijdens het sterven en na het sterven.
4 Bardo van sterven: Oplossen van de elementen van het lichaam.
5 Bardo van dharmata: Alle manifestaties van de geest komen op.
6 Bardo van het worden: De geest is overgeleverd aan positieve en negatieve patronen uit het afgelopen leven. Deze patronen verdichten zich tot een schijnwezen, die zoekt in doodsangst een uitweg in een bevruchte eicel en zo in een nieuw leven.

Verder: De concrete situatie waarin de mens verkeert, afhankelijk daarvan, zijn de criteria waar het Tibetaanse mahayana-boeddhisme problemen zoals euthanasie en abortus benadert.



Knut Walf, Daoïsme

Dit gedeelte bestaat voornamelijk uit getuigenissen van drie oude meesters, Lao Zi, zhuang Zi en Lie Zi, evenals een aantal prachtige dichtvormen over leven en dood.

Het volksdaoïsme heeft als doel een lang, gezond leven, lichamelijke onsterfelijkheid, waarin woe-wei; niets-doen, een centrale rol speelt. Aan de methode voor dat gezonde leven ligt een energetische beschouwing voor de natuur ten grondslag, de Chinese geneeskunde heeft hier zijn oorsprong.

Voor de daoisten is de dood een gebeurtenis van het leven, die niet zonder het leven kan bestaan. Ze horen bij elkaar zoals dag en nacht. Het zijn verschillende aspecten van dezelfde zaak, yin-yang
beiden zijn één. De oefening in Dao is vereist, het doel is om het evenwicht te herstellen tussen yin en yang. Daar hoort ook bij het ‘niet op de dood letten.’ Zo bereikt men gelatenheid tegenover het sterven en de dood. Eerste doel is tevredenheid, dan verkrijgt men rust en zal het licht vinden. Als de mens dit heeft bereikt: Het licht vinden in het heelal (in Dao) wat al aanwezig is in het dagelijkse leven, dan is hij mens van Dao.

Wie zijn licht neemt en terug draagt naar de helderheid,
Hem zal nooit overkomen iets ellendigs.
Want dat betekent:
het eeuwige navolgen.(Daode Jing52).

Besluit:
Veel opvattingen komen overeen met westerse ideeën. Gedaanteverwisseling is er zo een van. Getuige deze korte vertelling:
Zhuang Zi droomde dat hij een vlinder was, wakker geworden vroeg hij zich af of hij nu een vlinder was of Zhuang Zi.
In het begrijpen van dood en sterven gebruikt Zhuang Zi vaak het woord veranderen, als voorbeeld citeert hij een stervende (Lai Ze):’ Ik beschouw hemel en aarde als een grote smeltpot en de schepper als een kundige smid. Waar zou hij mij dan naar toe kunnen sturen dat het niet in orde zou zijn? Ik ga rustig slapen en zal helder wakker worden.’
Advies van Zhuang Zi: ‘Wees tevreden, ga uw eigen weg en vergeet het veranderen. Dan kunt U binnengaan in de mystieke eenheid van de hemel’.
Uiteindelijk gaat het erom de eigen weg, het eigen Dao, te vinden en te gaan, dan ontkomt men zelfs aan gedaante verwisselingen. Het uiteindelijke Dao is de oorsprong van alles, wu chi(‘geen energie’), de leegte, voorgesteld door een lege cirkel.



Douwe Tiemersma, De westelijke traditie; het christendom en het humanisme

Deze twee zijn ook in vroegere tijden door elkaar beïnvloed .
Als laatste komt er nog de actuele, hieruit ontstane, invalshoek naar voren.

1. Christendom:
Het christendom komt voort uit het jodendom met zijn aandacht gericht op het voor het aan de aarde gebonden leven tussen geboorte en dood.
De dood van Jezus aan het kruis wordt gevolgd door zijn opwekking uit de dood, en dat betekent voor alle christenen de principiële overwinning van de dood.
De dood zelf is een verschrikking. Hij kwam in het leven toen Adam en Eva van de boom van de kennis van goed en kwaad hadden gegeten. (Genesis). In het Nieuwe Testament wordt door Paulus de overwinning van de dood beschreven, als het resultaat van het sterven van Jezus.  Paulus spreekt van de opwekking van een geestelijk lichaam, die verandert is uit het eerste menselijke/ stoffelijke/ aardse lichaam, in een tweede mens uit de hemel. De ziel is gereinigd door de geest. Wanneer mensen niet door de geest zijn aangeraakt zijn ze als het ware dood, wat hier wil zeggen: Liefdeloos.
Na de dood vergaat de mens tot stof en de levensgeest keert terug naar God.
De hemel en de hel worden in het Nieuwe Testament verbonden met het goede en het verkeerde wat er in het leven was. Na het tweede en laatste oordeel komen de mensen uit de hemel, de verlosten, op een nieuwe aarde wonen in een nieuw lichaam, daar waar geen leed meer is.
Tegenwoordig zien velen de hemel en hel vertegenwoordigd op aarde.Zoals Paulus al zei tegen de Filippenzen 3:20: ‘ze allen burgers van een rijk in de hemelen zijn’’
In de mystieke weg moet de ziel grondig gereinigd worden en wordt er wel van een dood gesproken voor de vereniging met God plaatsvindt. Door berouw is er afsterving van het lichamelijke lichaam en kan het geesteslichaam naar de hemel. De christen heeft een schuldgevoel.
Dit leeft niet echt onder de christenen van deze tijd, maar de stervende heeft Godsvertrouwen via het vertrouwen op Jezus en daarover wordt met de dominee gesproken.

Ook tijdens de begrafenis wordt over de opstanding gesproken, de overledene is met Jezus en staat met hem op. Het lichaam wordt in heilige grond begraven en vele christenen zijn daarom bang voor crematie door het geloof in de opstanding. Daarom mag bij de Joden het graf zelfs nooit geruimd worden.
In de rooms-katholieke kerk worden missen opgedragen en gebeden voor het heil van de overledene.

2. Humanisme:
Het woord komt van het Latijnse humanitas, dat ‘menselijkheid,’ betekent.
Na de lichamelijke dood is het afgelopen. Er is geen geloof in een leven na de dood, de dood hoort bij het leven zoals een organisme.
Hier worden voorbeelden gegeven van uitspraken door filosofen, eentje daarvan is van Epicurus: ‘Zolang we bestaan is er geen dood, en wanneer de dood er is bestaan we niet meer.’
We moeten het met dit leven doen en de dood hoort daarbij.De bereidheid te sterven maakt ons vrij van angst en vrij voor een grootser leven.
In deze tijd komt er door de New Age beweging een aandacht voor ideeën uit oosterse culturen, waarin het bewustzijn centraal staat, over een leven na de dood.

3. Recente algemene ontwikkeling:
De mens wordt steeds ouder door de ontwikkeling van de moderne geneeskunde. Het leven wordt gerekt en daardoor ook een medische - technische zaak. Men gaat echter wel inzien dat dit niet meer gerekt moet worden om tegen de dood zelf te vechten, dit is niet altijd in het belang van de patiënt zelf. Ook heeft sterven in de huiselijke sfeer de voorkeur, in het kader van de gerichtheid op de gehele mens. Het leven en lichaam behoren tot  een concreet persoon, met zijn/haar beleving en sociale context.
Elisabeth Kubler-Ross heeft op grond van onderzoek vastgesteld dat er 5 stadia zijn die ‘opgegeven’ patiënten doorlopen. Dit zijn: Ontkenning, woede, marchanderen, depressie en aanvaarding.
Als dit begrip bekend is bij familie en begeleider, kan dit heel heilzaam werken bij de verwerking rondom het sterven.
Bijna – dood – ervarings - onderzoeken laten allen zien dat er een ervaring is van een tocht door een donkere tunnel naar het licht. En wanneer het licht wordt bereikt is, is er een ervaring van grote vrede.
Rouw en verdriet wekten een tijdlang eerder géne op dan medelijden.Ze mochten niet in het openbaar
worden geuit. De laatste tijd is dit aan het veranderen.De behoefte aan rituele vormen neemt ook toe, de tradities van andere culturen worden niet langer als wereldvreemd beschouwd.

Waarschijnlijk neemt het geloof af in de allesoverheersende rationaliteit, en wordt de lichamelijkheid van het eigen bestaan en daarmee de eindigheid als een gegeven gezien. (Douwe Tiemersma)



Kees Wagtendonk, Islam

De islam.
Deze heeft een rijke traditie aangaande het lot van de doden in het hiernamaals.
Vóór de 7de eeuw gold het feit: dood is dood, met het einde van het aardse leven is alles afgelopen.
De basis van de islam is de koran, die in de 7de eeuw is opgeschreven als gevolg van de prediking van de profeet Mohammed. Hierin staat dat de mens in het hiernamaals rekenschap moet afleggen voor alles wat hij in dit leven gedaan of nagelaten heeft.
Mohammed sprak over een opstanding uit de dood en een Laatste oordeel, over een paradijs en een hel. Er is een God die de mens geschapen heeft om Hem te dienen en die zich openbaart in zijn Woord, (de koran). Net als bij de joden en de christenen, maar de islam legt zijn eigen accenten daarin. Zoals: Het leven is een zaaiveld voor het hiernamaals, bij het Oordeel wordt de balans opgemaakt. Dus niet zoals in de bijbel waarin de dood wordt gezien als vrucht van de zonde.
Op het sterbed van elke moslim wordt de volgende tekst gereciteerd: ‘Wij maken de doden weer levend’ en ‘Wij schrijven op wat ze gedaan hebben.’soera 36:12.
De dood is vergelijkbaar met de slaap, alleen de ziel die door God tijdens de slaap tijdelijk wordt weggenomen, wordt definitief weggenomen bij de dood. De engelen doen mensen namens God sterven en ze straffen de mens of verwijzen hem naar het paradijs. Dit is afhankelijk van de daden die tijdens het leven verricht zijn.
De koran zegt dat martelaren: ‘Zij die voor de goede zaak vechten’, rechtstreeks naar het paradijs gaan.
Wanneer het laatste Oordeel zal zijn is onbekend. En over de periode tussen dood en opstanding wordt in de koran niets vermeld. Hoewel er passages zijn over het paradijs en de hel die doen veronderstellen dat die al bestaan alsof het Laatste Oordeel al heeft plaatsgevonden.
Die opstanding is een zeker gegeven. God die de mens de 1e keer tot leven heeft geroepen kan dat ook een tweede maal doen. Hij zegt slechts: ‘Wees’, en ‘Het is.’ Dit betekent tegelijkertijd een tweede maal sterven en zo de opstanding.

Middeleeuwse traditie:
Hierin wordt de periode tussen dood en opstanding (barzakh) verder uitgewerkt, totdat die gehele tijd gevuld is.
De gestorvene wordt bezocht door engelen, de ongelovigen door de satan. De gelovige maakt vaak een hemelreis en wordt door God zelf toegesproken waarna hij weer terug gaat naar zijn graf. Hier treedt bewusteloosheid op tot de opstanding, Of de ziel zwerft rond op het graf (spookt)
Profeten wachten in een van de de zevende hemelen, vijf ervan kunnen zich hierin verplaatsen: Adam, Abraham, Mozes, Jezus en Mohammed. Heiligen wachten rond hun graf alwaar ze wonderen laten gebeuren.
Door velen wordt aangenomen dat zielen elkaar herkennen in het hiernamaals, ze houden een zekere
Individualiteit, al zijn ze gescheiden van hun lichaam.

De hedendaagse traditie:
Hierin zijn onder te verdelen; de traditionalisten, modernisten en spiritisten.
De traditionele voorstellingen over de ziel, die stoffelijk is en onverbrekelijk met het lichaam verbonden, blijft. Door dat dit ook zo is in de periode tussen dood en opstanding wordt er geen autopsie toegestaan, de mens kan dan nog pijn lijden. Eveneens wordt er geen afstand gedaan van het lichaam ten behoeve van medische experimenten.
De modernisten zeggen:’Al sterven de hersencellen, de herinnering leeft door, ook in een tweede leven. Autopsie mag hier wel, omdat het lichaam geen rol speelt hierin. Vergelding blijft bestaan, in die zin dat de geest wordt gestraft voor voorbije slechte daden.
De spiritisten zeggen ook dat de geest wordt gestraft en niet het lichaam. Zij vormen een variant op de traditionalisten, echter met een link naar de westerse spiritisten want zij verwijzen eveneens naar begrippen zoals aura, vibraties en telepathie. Er is het idee van opstijgen op de geestelijke ladder met behulp van andere geesten om uiteindelijk de verlichting te bereiken. In dat opzicht wordt bij soefi tradities aangeknoopt.
Over de Laatste Dag willen de hedendaagse auteurs niets zeggen over datgene wat in de koran vaag blijft. Crematie wordt over het algemeen als onaanvaardbaar beschouwd omdat het de Opstanding (in het lichaam) in de weg zou staan. Sommigen geloven weer in een geestelijke Opstanding. Bij de spiritisten komen Opstanding en beloning/straf onmiddellijk na de dood. Ook wordt er gediscussieerd over of God uiteindelijk genade voor recht zal laten gelden.

Het ritueel:
Een moslim wordt bij het sterven richting Mekka gelegd, waar zich God’s huis bevindt. De woorden:’ er is geen god dan God en Mohammed is zijn gezant, worden hem ingefluisterd. Evenals koranverzen.
Na het sterven wassen de mannen de man, de vrouwen de vrouw. Soms mag men de echtgenoot wassen. Zij worden in lijkwaden gewikkeld en in een open kist begraven, dezelfde dag.
In de moskee wordt er gebeden, gevraagd om de zonden te vergeven en de vrouwen nemen hier afscheid, ze gaan niet mee naar de begraafplaats. De dode wordt begraven in een nis, op zijn rechterzij, er mag geen aarde op hem komen. En er moet genoeg ruimte zijn om te kunnen zitten als symbool van de opstanding.
Er is twee dagen condoleance bezoek, klaagliederen worden gezongen afgewisseld met koranreciet.
Dit kan 40 dagen tot een jaar duren; elke donderdag avond condoleancebezoek. Op grafstenen staat vaak:’Alles vergaat, maar Hij is de blijvende.’ De dood is in de islam niet het einde maar een nieuw begin.



Conclusie:
De islam roept op tot een verantwoordelijk handelen in de wereld. Met uitzicht op de hemelse paradijselijkheid of de verschrikkingen van de hel. In de 9de eeuw waarschuwde een mystica: Rabiá van Basra hiertegen en zij werd eens gezien met een kan water in de ene hand en een test met gloeiende kolen in de andere. ‘Met dit water ga ik de vlammen van de hel blussen en met dit vuur ga ik het paradijs verbranden, want ik wil dat de mensen God liefhebben omwille van Hemzelf.’
Tegenwoordig is het ‘gedenk te sterven’ belangrijk gebleven, evenals het leven in déze wereld dat is.
Het ritueel is belangrijk om de gestorvene te verzekeren van een goede eeuwige bestemming. Over de doden niets dan goeds, Gods genade en vergeving staan centraal.



Len Holdstock, Opvattingen over de dood in het Afrika bezuiden de Sahara

Een Afrikaanse opvatting over de dood betekent dat dit gezien moet worden vanuit de verschillende stammen met hun specifieke achtergronden. Er blijkt wel een gemeenschappelijke ‘Afrikaansheid ‘te bestaan, en deze houdt stand ondanks de verwestering en modernisering.
In dit gedeelte worden enkel de essentiële overeenkomsten die gezien worden ten zuiden van de Sahara besproken.

De opvatting van de dood:
Deze is uitgesproken verschillend met de westerse wereld. Hij is een overgang vanuit de ene zijnstoestand naar de andere, en geen definitief einde.Aanvaarding, gekoppeld aan vrees en verdriet.
Voortijdig overlijden zoals een ongeluk wordt met argusogen bezien, dit zou door tovenarij gebeurd kunnen zijn. De ‘schuldige’ van deze aantijging, verklaart dikwijls schuld wat onbegrijpelijk voor ons lijkt. Op leeftijd sterven wordt gezien als ‘weggaan’, en bij ziekte; ’iemand is het teveel geworden.’
Bij tovenarij wordt het lichaam na de dood nooit meer naar huis teruggebracht om op te baren, uit angst voor meer sterfgevallen.

De rouw als overgang naar een nieuwe zijnstoestand:
Uitvoerig worden de begrafenis en het rouwproces begeleidt.
E zijn 3 categorieën overgangsrituelen:
1 Rond de scheiding van de dode met de levenden.
2 Afzonderingsrituelen; isoleren van de weduwe.
3 Zorgen voor de heropname in de wereld van de voorouders en de terugkeer van de rouwenden in de maatschappij:. Afscheids-herenigingsrituelen.
Gewoonten van de rouwverwerking komen in grote delen met elkaar overheen met de andere delen in Z.Afrika, zoals het terugtrekken van de directe verwanten uit het sociale leven en zoals de ondersteuning voor de nabestaanden.
Bij de meer traditionele groepering, worden de hoofden kaal geschoren van de familieleden en mogen ze in de rouwperiode niet deelnemen aan sociale gebeurtenissen. Andere vormen zijn:’bier drinken, de hut wordt ómgekleed’, de weduwe blijft in haar hut, rouwkleding, Dit alles symboliseert de overgang naar een nieuw leven; de tweede fase van de verwerking. Hier ziet men dat de weduwe zich iets vrijer mag gaan bewegen, nieuwe kleding met toepassing van de kleur wit. De dood houdt de hele gemeenschap bezig, hij bedreigt iedereen. Ontslag uit de rouwperiode is rond de 3 maanden; de kleur rood (geboorte en sociale identiteit), tijdens het bier drinken wordt iedereen duidelijk gemaakt wat de nieuwe status is van de weduwe. Dit is gelijk de formele afsluiting. De vormen van deze rituelen treden verschillend op, soms wordt er een geit geslacht die de overledene vergezeld naar de geesteswereld; de levende doden. Grote sociale steun wordt overal aangetroffen. De broer van de overledene trouwt met de weduwe, zo wordt haar status gewaarborgd. Echter vele vrouwen willen dit niet meer, ze zijn totaal afhankelijk van de nieuwe echtgenoot op deze manier.
De levende doden:
De dood maakt geen einde aan het leven, de geest komt erbij vrij zodat deze zich kan bemoeien met de zaken die de levenden aangaan, ze bemiddelen ook. Problemen komen door hun bemoeienis, de voorouders leven daar verder. Het fysieke lichaam gaat wel tot ontbinding over maar de geest en de schaduw blijven.
De geest is de adem en nog meer de levensenergie.
De schaduw is het karakter, heel belangrijk, ze is kwetsbaar en aan te wenden voor tovenarij. In rituelen is het belangrijk dat dit totaal opgenomen worden in de gemeenschap van de voorouders. De vooroudersmacht is meer herderlijk, de schimmen zijn de tussenpersonen via wie men God kan bereiken. Via een medium worden beiden openbaar gemaakt, via waarzeggerij of dromen, in extase en via profeten. De hemel ziet men als een hemelse plek op aarde, dus niet als een totaal ander gebied. De doden leven continu verder, evenals in de nakomelingen van de man die het leven dat hij in zich draagt zo doorgeeft. God ziet men als Eerste Voorouder, in de biologische zin; hij blies de mens zijn adem in wat een verlengstuk is van hemzelf. Een andere gedachte is dat God het niet kan zijn omdat hij nooit op aarde geleefd heeft en wordt hij als een ‘vitale energie’beschreven. De LevensKracht, de Sterke.
Conclusie:
De dood is een overgang naar een bovenaardse zijnstoestand.
Aan de ene kant is de dood een natuurlijk verschijnsel aan de andere kant kan degene die ermee in contact komt ermee besmet raken, dit is de paradox van de Afrikaanse opstelling.
Er is een geloof in de ‘vitale energie’, dat doordrongen is in alle leven en in alle zielloze stof. Vandaar uit is alles noodzakelijk voor het functioneren van het grote Plan (Gods hand).



Douwe Tiemersma, Een vergelijkende beschouwing

Inleiding:
De dood fascineert en boezemt angst in, iedereen denkt er over na maar liefst zo min mogelijk.
De Aziatische reïncarnatie gedachte heeft in het westen veel los gemaakt.
De vraag of verdringing en verlegenheid in niet-westerse culturen minder sterk zijn kan bevestigend worden beantwoord.
Eenheid en verscheidenheid:
Factoren hierin zijn onder andere de maatschappelijke omstandigheden waarin men verkeert evenals de verschillen in de culturen en de veranderingen daar weer in.
Overeenkomsten:
1 We spreken allen over de ene dood. Ondanks de vele gezichten; in die vele gezichten bestaan namelijk overeenkomstige verschijnselen.
2 Biologisch gezien betekent dood;’niet meer levend.’
3 Wij mensen zijn de enige die zich een voorstelling kan maken over de dood.
4 Wij verzetten ons tegen de dood (geneeskunde).
5 We geven de dood een ziel die door kan leven na de dood.
6 Begrafenis en rouwrituelen, daar doen we allen aan mee.
6 Vanuit de ‘ervaarder’ vechten we tegen de dood.
Leven met de dood:
Het dubbele gezicht van de dood; fascinerend en afschrikwekkend. Mensen leven zo alsof ze nooit zullen sterven, pas op latere leeftijd gaat men over de eigen dood nadenken. In alle culturen is dit te vinden. Soms wordt meditatie op de eigen dood beoefend om hem zo te leren accepteren. In het Hindoeïsme: de rituelen rondom Kali, de godin van de dood. In de maranasati meditatie (Boeddhisme)
In de meditatio uit het middeleeuwse christendom. In het memento mori van de islam.
Het leven op zich wordt aan de ene kant betrekkelijk, aan de andere kant krijgt het een onbepaalbare betekenis in de vorm van een leerschool.
De idealen waarnaar men leeft zijn de ‘verlichte’,’de boeddha, de goddelijke incarnatie, de leraar, enzovoort.
In het Tibetaanse boeddhisme gaat men verder in kennis via meditatie tot aan de volgende reïncarnatie. In het christendom en de islam komt deze kennis uit de heilige boeken.
De dood betekent het einde van het aardse leven, men moet een grens over die men niet graag overgaat.
In alle culturen wordt de ontijdige dood als onnatuurlijk beschouwd. Er worden allerlei technieken ontwikkeld, en kennis opgedaan, om dit tegen te gaan. Een zo lang mogelijk leven bevorderen vinden we in India en het Daoïstische China.
In het westen is het denken of spreken over de dood vaak taboe, het schrikt af. Er bestaan geen rituelen om dit te compenseren.
Het lijden bij de dood is de grootste vrees.  Positieve nabijheid van andere mensen verzacht dit, opvallend is dat in het westen veel mensen in eenzaamheid sterven en juist in niet-westerse culturen er voortdurend gezelschap aanwezig is bij de zieke, stervende. Daar hoort de dood ook bij het leven als iets natuurlijks. Het is daar een overgang van de ene toestand naar de andere. In Afrika blijven de overledenen zelfs functioneren in de gemeenschap als ‘levende doden.’
Hoe het leven na de dood zal zijn wordt door de meeste gezien als het resultaat van de goede/slechte zaken die men in het leven heeft gedaan. ‘Karma’, God die oordeelt. In de mystiek wordt het wereldse ik opgeofferd om eenheid met Hem te bereiken. Inzicht in het ware zelf (hindoeïsme) en inzicht in de vergankelijkheid, de lege aard (boeddhisme)daarin moeten ook het ík’worden losgelaten. Het ‘ik’sterft en een nieuw grootser leven kan beginnen.
Rondom het sterven:
Er zijn de natuurlijke oorzaken, de oorzaken door tovenarij, God kan de mens halen.
Áfhankelijk van wereldbeschouwing en godsdienst vinden mensen een bepaalde interpretatie bevredigend, en andere onbegrijpelijk.
Aanwijzingen voor de geestelijke gesteldheid van de stervende:
Veel godsdiensten raden aan bij het sterven zich te richten op God. Anderen reciteren heilige teksten.
Of de levens- en geestesenergie te concentreren in het hoofd zodat de ziel met dit energetisch omhulsel door de kruin kan uittreden en haar leven na de dood in andere gebieden kan voortzetten.
Rituelen:
Deze verschillen allen sterk ze zijn verbonden met de voorstelling die men zich maakt van wat er is na de dood. Ze begeleiden de overledene bij de overtocht naar de nieuwe wereld. Het rituele wassen, wat in India en Afrika de traditie is, gebeurt omdat het dode lichaam of de dode een smet is die in de gemeenschap is gebracht en die ritueel moet worden verwijderd.
Ook heeft een ritueel de functie om de nabestaanden weer houvast in het dagelijks leven te geven en om iedereen meer vertrouwd te laten raken met de eigen dood. In het Westen is hoofdzakelijk de piëteit tegenover de overledene van belang, rituelen zijn voor een groot deel verdwenen.
Rouwen:
Voor de nabestaanden is dit een sociaal en psychologisch overgangsproces van de oude naar de nieuwe toestand. Gedragingen zoals kaal scheren of het dragen van rouwkleding of het afzonderen van de gemeenschap horen daar allemaal bij, dit is in het Westen grotendeels verdwenen. Ook is er de hulp die anderen aan de nabestaanden geven.
De afsluiting moet de nieuwe situatie bevestigen: bier drinken in Afrika, koffie drinken in het Westen na de plechtigheid. Het leven moet door gaan. Altijd wordt er wel verwezen naar een hogere werkelijkheid dan het materiele leven
Na het sterven:
Is er na een overgang, een voortbestaan in een andere wereld. In materialistische stromingen, vooral in het Westen is, dit afwezig.
Ik heb het al gehad over de schimmen of ‘levende’ doden uit het Afrikaanse gedeelte. Ook in de oude vedische tijd is de schim tijdelijk gebonden aan de aarde. Mensen plukken de vruchten van hun daden is overal te vinden behalve in de oude Afrikaanse en vedische literatuur.
God geeft een oordeel, ook Yama, de god van de dood geeft een oordeel over de ziel die in zijn rijk komt. Voorstellingen over na de dood zijn ook overal te vinden: Het dodenrijk, de hemel, de hel, de wereld van de goden, van de voorouders.
Idee van een kringloop van leven en dood ziet men ook overal; in de vedische geschriften de kringloop van levensenergie en adem. Daoïsme; metamorfosen. Hindoeïsme; reïncarnatie, samsara.
In het hindoeïsme en boeddhisme doorbreekt de bevrijding de cirkel van geboorte en dood. Geen nieuw leven meer, karma is op. Het ík’gaat op in het Absolute, waarin geen ontstaan is, geen vergaan, geen leven en dood.
Voortbestaan in het huidige leven ziet men in de Afrikaanse traditie; gestorven (voor)ouders nemen deel aan gebeurtenissen. In het jodendom; een voortgaande lijn der geslachten houdt verband met de verwachting van de Messias. In het Westen; kunstwerken, boeken, ideeën, fondsen, enzovoort.
Besluit:
Wat is de relatie van dit alles met de eigen concrete doodservaring?
Alleen je diepst overtuigingen blijven dan over, diepe gevoelsmatige beelden die je je nauwelijks bewust was.
C.G.Jung heeft laten zien dat deze universeel zijn. Algemene zijn: de grens die men moet oversteken, van het donker waar men door heen moet, van het licht wat verschijnt.
In het persoonlijke leven kunnen uitdrukkingen en beelden die worden aangeboden met de eigen ervaringen worden verbonden. Ze kunnen bij het verschijnen van de dood steun bieden. Zeker in het Westen zouden deze oerbeelden, die boven de culturen uitgaan, van belang kunnen zijn.
Het nut van dit alles:

1. Het beter leren kennen van mensen uit andere culturen.
2. Een beter inzicht in de eigen situatie.
3. De oriëntatie op een breed terrein, waardoor inspiratie voor de eigen voorstellingen en ideeën kan worden geput.
4.  Het gaan onderscheiden van een zekere kern van alles wat met de dood te maken heeft.

Iedereen wordt met de dood geconfronteerd, echter overal wordt beschreven hoe de dood zijn afschrikking kan verliezen. Dit geeft hoop, troost, ervaring en weten.



‘Zolang een gezicht bestaat, bestaat de dood.’
Pia de Blok




Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • Mediteren leren

    Dit boek geeft een handleiding bij het leren mediteren voor beginners en voor de gevorderden die nog eens bij het begin willen beginnen. Het uitgangspunt is de spontane meditatie, die iedereen af en toe heeft. 

  • Meditatieboekje

    Korte teksten die je meenemen naar openheid

  • De elf grote Upanishaden


    De Upanishaden vormen de grondslag van een groot gedeelte van de Indiase filosofie. Ze worden ‘Vedânta’ genoemd, dat is het einde en de culminatie van de Veda’s. De wijsheid die in de teksten naar voren komt is nog steeds een onschatbare bron, zowel in India als daarbuiten. Centraal staat daarin de visie en zijnservaring dat de kern van zelf-zijn identiek is aan de grondslag van wereld en universum.
    In dit boek is een groot gedeelte van de belangrijkste Upanishaden (8e-6e eeuw v.Chr.) opgenomen.

  • Verdwijnende scheidingen

    Douwe Tiemersma
     

    Verdwijnende scheidingen

    Proeven van intercultureel filosoferen

    276 pagina’s, paperback

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod