Jaargang 32-nr 325 Januari 2015
Omdat ik veel gehad heb aan de wijsheid van de twee jaar geleden overleden advaitaleraar dr. Douwe Tiemersma, vind ik het moeilijk om dit boek in een keer uit te lezen.
Iedere keer hoor ik het hem nog zeggen.
Iedere zin een mokerslag.
Ieder woord een meditatie.
Iedere gedachte voorbij het conceptuele.
Iedere seconde een venster naar de eeuwigheid.
Zijn satsangs – een spiritueel groepsgesprek waarbij het publiek vragen kan stellen – werden steeds directer; op het laatst van zijn leven ging de boodschap nog maar over een ding: kijk goed naar hoe het met jezelf zit en zie dan de spirituele ruimte die jezelfzijn omvat.
De spirituele weg die Tiemersma van zijn meester de nondualist Sri Nisargadatta Maharaj in de jaren zeventig kreeg aangereikt, gaf hij in uitzonderlijke bescheidenheid door.
Nooit hoorde ik hem zeggen dat hij ‘verlicht’was, of ‘gerealiseerd’. En wie het hem vroeg kon rekenen op een neutraal en nietszeggend glimlachje. Neem van mij dan maar aan dat ‘hij’het was.
Omdat Tiemersma zijn dood twee jaar lang had zien aankomen – hij had slokdarmkanker – heeft hij zijn geestelijke nalatenschap goed voorbereid.
Hij selecteerde en redigeerde zelf de door anderen uitgeschreven satsangteksten.
Het is een boek voor wie toe is aan een verdieping zonder bodem. Want – om het met een andere nondualist te zeggen – deze weg gaan betekent het einde van je wereld.
Ewald Wagenaar