4 - Stervensbegeleiding en Aids

Bijeenkomst projectgroep Psychotherapie, Psychiatrie en Geestelijke Gezondheidszorg op 22 februari 2008; Thema: stervensbegeleiding
Bijdrage van Willem Steetskamp: Stervensbegeleiding en Aids


In het begin van de jaren ’80 heb ik meegedaan aan een ‘buddy’project voor Aids-patiënten in Amsterdam en omgeving. Dit was een vrijwilligersproject gericht op ondersteuning van Aids-patiënten. Dat waren destijds voornamelijk homoseksuele mannen, drugsverslaafden en bezoekers van prostituees. Het is alweer een hele tijd geleden, maar ik zal proberen iets over die periode te verwoorden voor zover dat relevant is in het kader van onze projectgroep ‘Psychotherapie en Geestelijke Gezondheidszorg’.

In deze periode was er nog weinig bekend over de behandeling van Aids. Er kwamen wel vrij snel medicijnen die een remmende werking hadden, maar die werkzaamheid was van korte duur. De meeste mensen bij wie de eerste verschijnselen van Aids werden vastgesteld, stierven binnen een paar maanden, hooguit een jaar. Veel mensen hadden ook vóór hun besmetting al sociale en/of psychische problemen. Die werden door de ziekte alleen maar groter. Mensen vervreemdden van hun partner (als die er al was), familieleden, sociale omgeving of werden zelfs verstoten. Er ontstond vaak een diepe innerlijke crisis, beladen met gevoelens van eenzaamheid, schuld en schaamte.

Het vrijwilligersproject werd opgezet door o.a. de GG & GD waar psychologen, verpleegkundigen en andere professionele hulpverleners zich specialiseerden op het gebied van Aids. Er was een vrij strenge selectie voor de vrijwilligers. Die vond plaats na een cursus van een paar maanden waarbij ook een heel weekend inbegrepen was. Een selectiecriterium was bijvoorbeeld dat je niet al te exclusief gericht moest zijn op het willen helpen van anderen. Je moest in staat zijn je eigen drijfveren en belangen onder ogen te zien en op waarde te schatten. Er werd veel nadruk gelegd op het omgaan met de patiënten op basis van gelijkwaardigheid en respect. Nu zou ik zeggen; je leerde inzien dat je in essentie niet los staat of verschillend bent van wie of wat dan ook. Er is een eenheid waar niets en niemand buiten valt. Daarin kunnen problemen oplossen zoals gevoelens van eenzaamheid en allerlei schuld- en schaamtegevoelens.

Een centraal begrip bij het buddy-werk was het ‘ont-moeten’. Dit werd letterlijk opgevat als; ‘er moet niets’. Daardoor kan een werkelijke ontmoeting plaatsvinden. Het betekent voor de hulpverlener ook een loslaten van allerlei starre ideeën over wat hulpverlening zou moeten inhouden. Ik herinner me dat ik bij iemand de ramen stond te zemen, dat we een ijsje gingen eten of tv gingen kijken. Het maakte eigenlijk niet uit wat je deed. Gewoon, zonder oordeel en zonder allerlei ideeën aanwezig zijn, dat bleek steeds het belangrijkste te zijn. Dit geldt natuurlijk altijd, maar zeker in het contact met de mensen uit bovengenoemde categorieën waar we in het buddy-project mee te maken kregen.

Het was verbijsterend te zien hoe mensen binnen een paar maanden een ontwikkeling doormaakten waar we gewoonlijk tientallen jaren over doen. Processen van fysieke aftakeling, angst, hoop, ontkenning, acceptatie. Met de dood voor ogen kwam een aantal mensen die ik meemaakte tot resolute en moedige beslissingen, bijvoorbeeld om bepaalde mensen niet meer, of juist wèl te willen zien. Er ontstond veel meer authenticiteit. Vaak was er een plotseling besef van de kostbaarheid van het leven en een heel zuiver genieten van eenvoudige dingen. In de laatste fase was er vaak een sfeer van overgave en stilte waarin alles steeds meer wegviel. Als ik wel eens met een zwaar gevoel naar zo iemand toe ging, werd ik vaak geholpen; “Je hoeft niet verdrietig te zijn. Ik ben er aan toe en het is goed zo.” Voor mij betekende het heel veel om dit mee mogen maken.
Het proces van overgave en loslaten gaat ook door nadat iemand is overleden. Veel mensen die bij stervenden betrokken zijn geweest zullen hier ervaringen mee hebben. Er is dan nog minder verschil tussen ‘ik’ en ‘de ander’. Ik had bijvoorbeeld vaak het gevoel dat iemand nog een tijdje van mijn ogen gebruik maakte om naar de wereld te kijken. Ook kwamen mensen soms nog even langs op een bepaalde manier. Wat dan altijd spontaan in me opkwam was; ‘Ga maar verder, ga maar verder’ (zonder de bedoeling om iemand weg te sturen) Dat ‘verder gaan’ had de intentie van ‘ruimer worden’, ‘niet vast houden’, ‘oplossen’. Het gaat altijd weer om processen van openen en loslaten. In die zin is er weinig of geen verschil tussen ‘leven’ en ‘dood’.


Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • Advaita Vedanta - de vraag naar het zelf-zijn

    De actuele vraag ‘wie we eigenlijk zijn’ was het onderwerp van een symposium aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op 18 september 2000, waarin vooral de oude Upanishaden en de Advaita Vedânta aan het woord kwamen.

  • Verdwijnende scheidingen

    Douwe Tiemersma
     

    Verdwijnende scheidingen

    Proeven van intercultureel filosoferen

    276 pagina’s, paperback

  • Pranayama

    Dit boek is een praktische handleiding bij het beoefenen van pranayama. Alle onderdelen van de traditionele pranayama komen hierbij aan bod.

  • De elf grote Upanishaden


    De Upanishaden vormen de grondslag van een groot gedeelte van de Indiase filosofie. Ze worden ‘Vedânta’ genoemd, dat is het einde en de culminatie van de Veda’s. De wijsheid die in de teksten naar voren komt is nog steeds een onschatbare bron, zowel in India als daarbuiten. Centraal staat daarin de visie en zijnservaring dat de kern van zelf-zijn identiek is aan de grondslag van wereld en universum.
    In dit boek is een groot gedeelte van de belangrijkste Upanishaden (8e-6e eeuw v.Chr.) opgenomen.

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod