4 - Stervensbegeleiding LO

Bijeenkomst projectgroep Psychotherapie, Psychiatrie en Geestelijke Gezondheidszorg op 22 februari 2008 - Thema: stervensbegeleiding
Bijdrage van Lars


Ik werk als vrijwilliger in de thuiszorg. Meestal ben ik dan alleen samen met de cliënt. Vaak worden wij ingeschakeld om de mantelzorg te ontlasten. Als je als vrijwilliger aanwezig bent hoef je er alleen maar te zijn. Je kunt een kop koffie zetten of af en toe meehelpen met een verpleger, iemand helpen op de postoel te zetten en dat soort dingen, maar aanwezig zijn is waar het om gaat.
Heel wat hulpverlening komt binnen en vertrekt weer. Wat ik regelmatig zie gebeuren is dat de hulpverlener, bijvoorbeeld een arts of een verpleger, de cliënt op zijn of haar (van de hulpverlener) pad brengt. Vaak doet de hulpverlener datgene wat vanuit het perspectief van de hulpverlener goed wordt gevonden. Onmacht speelt daar soms een grote rol in. Als iemand bijvoorbeeld angstig is dan worden vaak medicijnen voor geschreven.‘De patiënt is angstig en daar hebben we medicijnen voor.’ Een ander voorbeeld: er is een levensverwachting van misschien twee weken, de patiënt stinkt en hij moet dan gewassen worden. Het is niet kinderachtig wat er dan aan je lijf gesjord en gedaan wordt. Zo gebeuren er regelmatig dingen waarbij ik een zekere grondhouding mis, de grondhouding waarmee mensen binnen komen. Als je grondhouding is dat je bereid bent je eigen onmacht aan te zien, je eigen angsten onder ogen te komen, dan ontstaat er vanzelf een handelen dat volledig ten dienste is aan de cliënt. Er is dan niet meer een handelen dat eigenlijk als belangrijkste motief heeft die angsten en onmacht maar weg te schuiven, maar er ontstaat een handelen dat passend is.

Als vrijwilliger heb je een status van 0,0. Je kunt alleen af en toe heel voorzichtig iets aanreiken. Veel hulpverleners hebben haast, of dat nu de huisarts is, de schoonmaker, de verpleger of wie dan ook. In die haast ontbreekt het allerbelangrijkst; de rust en de stilte om die ander de ruimte te geven, indien nodig. Want eerlijk gezegd, andersom gebeurt het ook: ik kom ook wel eens ergens gehaast binnen waar de cliënt al zo open is dat hij mij op sleeptouw neemt! Ik hoef die mens maar even te zien en het gebeurt al. Wat er gebeurt is dat door het zijn van de ander bij mij een openheid ontstaat en een één-zijn in die situatie. Als iemand heel onrustig is word je daar soms in meegetrokken. Als iemand heel rustig is gebeurt dat ook. Bij sommige mensen die stervende zijn, lijkt het alsof ze al gestorven zijn.
Voor mij heeft het woord ‘stervensbegeleiding’ een wat vreemde klank. Als je boeken leest over stervensbegeleiding dan vind je in  9 van de 10 boeken overtuigingen en bedenksels over wat je zou moeten doen, over hoe het werkt, hoe het hiernamaals eruit ziet, enzovoort. Ik doe dit werk nu een jaar of zes en ik merk steeds meer dat het er helemaal niet toe doet wat jouw visie is op dood en sterven. Daar aanwezig zijn en je eigen onmacht onder ogen durven zien en daardoor in een diepere laag zakken, dat brengt het goede. Dat is heel bijzonder. Toen ik nog maar net met dit werk begonnen was, kwam ik eens bij een vrouw en dacht; ik ga die vrouw nu eens begeleiden naar een mooie dood. ‘Ik ging dat wel eens even doen’. Tot mijn grote teleurstelling wilde die vrouw helemaal niet praten. Ik heb toen maar haar hand gepakt en ben naast haar gaan zitten, in alle rust. Ik heb daar drie à vier uur gezeten en dat was prima. Ik wilde op een gegeven ogenblik moment weg en toen vroeg ze, terwijl ze aarzelend m’n hand los liet: “Bent u soms een geestelijke?” Ik dacht, waar haalt ze het vandaan? Ik heb nu steeds meer het idee: stervensbegeleiding is een grondhouding, niks meer en niks minder en niet alleen van de vrijwilliger.
Het zou mooi zijn als iedereen die houding zou vinden. Volgens mij wordt er ook in opleidingen van hulpverleners niet veel aandacht besteed aan die grondhouding.
Tijdens andere bijeenkomsten hier in het Advaita Centrum, hebben we het er ook wel eens over gehad. Het blijkt ook bij psychotherapie dat de methode eigenlijk niet zo zeer ter zake doet. Het gaat om de mens die contact heeft.

Vraag: Kun je iets meer vertellen over die grondhouding?

Die grondhouding is eigenlijk helemaal op mezelf gericht. Hoe ik me voel, hoe mijn lijf al of niet tekeer gaat, enzovoort. Juist in dat contact naar binnen ontstaat het contact naar buiten met die ander. Juist in het zien en voelen van bijvoorbeeld onmacht in mezelf, gebeurt het. Als ik daar bij blijf en het mag er volledig zijn, dan ontstaat het contact met die ander. Ik zou kunnen zeggen; die ander is in mij. Daar kan ik de ander vinden.

Vraag: Is het niet ook dat je je eigen verwachtingen over hoe iets is of moet gaan, loslaat?

Ja, dat hoort er zeker bij. Je doet eigenlijk steeds van alles om allerlei dingen, zoals die kramp in je buik maar niet te hoeven voelen. Het is eigenlijk een worsteling met jezelf. De ander voelt ook feilloos aan wat jij niet los kan laten. Dat is ook een wonder, hoe stervende mensen alles feilloos aanvoelen. Je wordt eigenlijk door de situatie gedwongen om je volledig open stellen, want je kunt niet toneelspelen. Dat is ook het mooie van dit werk: je doet het stiekem ook voor jezelf.
(In de discussie komt naar voren dat hulpverleners op heel verschillende niveaus met dit werk bezig zijn. Voor sommigen is het een puur praktische aangelegenheid, een manier om niet thuis achter de geraniums te hoeven zitten, of een manier om waardering te krijgen. Vaak is het voor mensen moeilijk om hun eigen motieven ter discussie te stellen of wat meer aan introspectie te doen).


Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • Management en non-dualiteit

    In bedrijven en organisaties is meer aandacht gekomen voor de oriëntatie op samenhang, eenheid, heelheid, ongescheidenheid, kortom: non-dualiteit. Wat betekent deze ‘niet-tweeheid’ en op welke wijze kan zij in het eigen werk en in de organisatie doorwerken? Deze vragen staan in dit boek centraal.

  • Verdwijnende scheidingen

    Douwe Tiemersma
     

    Verdwijnende scheidingen

    Proeven van intercultureel filosoferen

    276 pagina’s, paperback

  • De elf grote Upanishaden


    De Upanishaden vormen de grondslag van een groot gedeelte van de Indiase filosofie. Ze worden ‘Vedânta’ genoemd, dat is het einde en de culminatie van de Veda’s. De wijsheid die in de teksten naar voren komt is nog steeds een onschatbare bron, zowel in India als daarbuiten. Centraal staat daarin de visie en zijnservaring dat de kern van zelf-zijn identiek is aan de grondslag van wereld en universum.
    In dit boek is een groot gedeelte van de belangrijkste Upanishaden (8e-6e eeuw v.Chr.) opgenomen.

  • Advaita Vedanta - de vraag naar het zelf-zijn

    De actuele vraag ‘wie we eigenlijk zijn’ was het onderwerp van een symposium aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op 18 september 2000, waarin vooral de oude Upanishaden en de Advaita Vedânta aan het woord kwamen.

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod