Deugd, arbeid en maatschappelijke verantwoordelijkheid


Dit artikel gaat in op de volgende vragen. Hoe verhouden individuele deugd, arbeid en maatschappelijke verantwoordelijkheid zich tot elkaar? In hoeverre is een harmonieuze situatie mogelijk tussen deze drie sferen? Hoe kan individuele deugd gerelateerd aan de werksituatie een bijdrage zijn aan maatschappelijke verantwoordelijkheid?

Marco van der Bas



Definities

Met individuele deugd wordt in dit verband bedoeld de eigen open-zijnssfeer verbonden aan het handelen binnen een maatschappelijke context.
Waar het gaat om maatschappelijke verantwoordelijkheid wordt vooral verwezen naar de gangbare opvattingen hierover. Deze opvattingen zullen hieronder aan de orde komen.
Bij arbeid gaat het in dit verband om werk dat gedaan wordt binnen een marktsituatie, waarvoor een geldelijke beloning wordt ontvangen.


Individuele onverantwoordelijkheid als maatschappelijk goed

Willen we inzicht krijgen in de context waarin ons maatschappelijk functioneren plaatsvindt, dan dienen we eerst terug te gaan naar wat deze beginselen behelzen. Pas als deze context helder is valt er meer te zeggen over de bovengenoemde relatie tussen de drie sferen van individuele deugd, arbeid en maatschappelijke verantwoordelijkheid.

Economische beginselen

De context waar binnen we ons werk doen, wordt in fundamentele zin bepaald door een aantal liberale economische beginselen. Deze zijn geënt op het vooronderstelde gegeven dat individuen voor zichzelf op egoïstische wijze behoeften nastreven teneinde hun nut te kunnen maximaliseren. Het onderliggende mensbeeld is dat van de homo economicus dat in alle gevallen op berekende wijze het grootste voordeel voor zichzelf tracht te behalen. De grondleggers van het huidige economische denken Adam Smith en Bernard Mandeville wijzen erop dat individueel onverantwoordelijk gedrag op microniveau op macro-maatschappelijk niveau tot grote weldaden leidt. Individuen nemen hun maatschappelijke verantwoordelijkheid juist door zich onverantwoordelijk op te stellen. De welvaart in een competitieve markteconomie is optimaal, indien elk huishouden egoïstisch haar nut (lees genot) maximaliseert en elk bedrijf de winst vergroot. Er is een ingrijpen door de overheid nodig alleen voor zover er ongewenste neveneffecten van een vrije markteconomie optreden. De onverantwoordelijkheid van het individu wordt op een externe wijze gecorrigeerd. Dit vindt niet plaats op eigen initiatief, of althans er wordt niet op vertrouwd. Er is wel een zekere moraliteit aanwezig vanuit een aantal maatschappelijke conventies, maar in wezen kan deze het onverantwoordelijke gedrag nauwelijks in toom houden. Dit is het meest duidelijk te zien op het terrein van veiligheid, dat als het meest centrale taak wordt gezien van de overheid. De mate waarin de overheid verder corrigerend dient op te treden, daar bestaan uiteenlopende meningen over die gewoonlijk kunnen worden gesitueerd op een politieke links-rechts schaal. Onze maatschappij is derhalve te herkennen als een democratische vrije markteconomie. Ongeacht wat de meningen zijn op het links-rechtsspectrum, het basisbeginsel van onze maatschappij is in feite individueel egoïsme dat op macro-niveau wordt gekanaliseerd via de zogenaamde onzichtbare hand tot een vruchtbare welvaartmaatschappij.


Maatschappelijke verantwoordelijkheid in perspectief

Vreemd genoeg leidt deze opvatting ertoe dat al te altruïstisch gedrag van individuen wordt afgekeurd omdat het de economie zou lamleggen en de maatschappij zou veroordelen tot een situatie van collectieve armoede. Voor zover mensen deugdzaamheid voor zichzelf nastreven, in de ware zin van het woord, wordt op zich wel erkend dat dit op individueel niveau prijzenswaardig is, maar voor de maatschappij als geheel als een gruwel wordt gekenschetst. Al gauw wordt je gezien als een profiteur die er al te gemakkelijk vanuit gaat dat vadertje staat wel voor hem/haar zal zorgen. Dergelijk gedrag zou volgens aanhangers van de vrije marktgedachte leiden tot maatschappelijke onverschilligheid (navelstaren) en economische stagnatie, waardoor het volk niet mee kan gaan in de vaart der volkeren en daarmee verwordt tot een jutland binnen de economische gemeenschap. Op basis van deze benoemde tegenstellingen op maatschappelijk en individueel niveau kun je zien dat onze maatschappij heen en weer wordt geslingerd tussen deze twee uitgangspunten. Enerzijds valt de roep te horen om een ontspannen samenleving, waarin een goede verdeling van werk, zorg en individuele ontplooiing sterk wordt geaccentueerd, en anderzijds het ervaren verlangen om mee te kunnen met de globaliseringsbewegingen waarin we een goede concurrentiepositie moeten behouden ten opzichte van de opkomende landen als China en India. Daarvoor is het juist nodig dat we langer en harder werken, flexibeler opereren (lees flexibiliteit van de werknemer), goedkoper worden, en meer doen aan productontwikkeling en innovatie. Je leven lang leren (in je vrije tijd natuurlijk) past daarbij. Eigenlijk wordt gezegd dat we te lui zijn en ons teveel opstellen als passieve consumenten (dit is inclusief het consumeren van overheidsvoorzieningen).


Geen eenduidige maatschappelijke verantwoordelijkheid

Het meest urgent werkt deze tegenstelling door voor de onderklasse en de lagere middenklasse (mbo-niveau). Naar verwachting zullen juist zij worden getroffen door de mondiale concurrentiestrijd. Getracht wordt dan ook deze klassen te activeren met termen als eigen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid, waarbij deugden als soberheid, toekomstgerichtheid, discipline en zelfopoffering belangrijk zijn om ook hen een toekomst te kunnen geven in het arbeidsproces. Ironisch genoeg zie je hier een botsing tussen de eerder genoemde liberale economische beginselen en de zojuist genoemde nadruk op het nemen van individuele verantwoordelijkheid om mee te kunnen blijven doen. Dit is vooral voor toepassing voor de onderste klassen, echter ook de hogere klassen moeten oppassen. Zo'n botsing is onvermijdelijk omdat bij de liberale economische beginselen het juist gaat om individuele onverantwoordelijkheid waarbinnen egoïsme, op de pof leven - we moeten immers geld besteden om de economie draaiende te houden -, en het nastreven van kortstondig genot - materialisme en egoïsme zijn als broer en zus - in strijd zijn met de nadruk op de eigen individuele verantwoordelijkheid voor met name de onderste klassen. Anders dreigt voor hen armoede en segregatie, en daarmee tot veel maatschappelijk ongenoegen, wat veel onrust geeft. Te zien is dus dat het nemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid door het individu op dit punt zichzelf afschrijft. Het is intern inconsistent. Voor een individu is er geen eenduidige houding mogelijk. Om deze inconsistentie tegen te gaan wordt er wel eens gezegd dat het hier moet gaan om een welbegrepen eigenbelang. Gezien zou moeten worden dat het in het eigen belang is om voor een specifieke handelswijze te kiezen die vooral de eigen positie op de arbeidsmarkt veilig stelt. In feite leidt dit dan echter hoofdzakelijk tot een gedienstige opstelling van de lagere klassen ten opzichte van de hogere lagen van de samenleving, die er ook vooral van zullen profiteren. Het onmatige gedrag van deze elite zal echter zijn weerslag geven op de houding van de lagere klassen, die als gevolg hiervan op hun eigen wijze van onmatigheid zullen nastreven. Zo wordt die gedienstige opstelling juist weer teniet gedaan. Het individuele gedrag valt niet in een mal te vangen. Egoïstisch gedrag is namelijk altijd een resultante van verschillende intern tegenstrijdige drijfveren, waarbij als het als maatschappelijk uitgangpunt wordt genomen voor het handelen deze interne tegenstellingen juist enorm worden uitvergroot, zodat een meer uitgebalanceerde verhouding onmogelijk wordt. In dit geval gaat het dan vooral om de tegenstelling tussen enerzijds de rol als verantwoordelijke werknemer en anderszijds de rol van onverantwoordelijke consument. Overigens wordt daarbij vanuit het perspectief van individuele verantwoordelijkheid altruïsme als zijnde deugdzaamheid voor het gemak ondergebracht onder onverantwoordelijk consumentisme, omdat het effect hetzelfde is, namelijk economische stagnatie en collectieve armoede. Altruïsme en consumentisme worden dan vanuit het oogpunt van individuele verantwoordelijkheid niet zozeer bezien vanuit een moralistisch standpunt, maar vanuit een nuttigheidsstandpunt. Op zich heeft consumentisme binnen het huidige economische stelsel zeker ook zijn nut, alleen leidt het tot een sterke oriëntatie op het heden in materiële zin waardoor het ontbreekt aan ondernemingszin. Waar het gaat om altruïsme of individuele deugdzaamheid in een goede oriëntatie zal de ervaring zijn dat een insluiting binnen deze tegenstelling vanuit haar eigen standpunt helemaal niet aan de orde is. In het geval van de toepassing van individuele deugdzaamheid binnen deze maatschappelijke context zal je waarschijnlijk dan ook de behoefte ervaren niet met deze tegenstelling mee te gaan. Je gaat er liever omheen. Dat past echter niet in het huidige kader van maatschappelijke verantwoordelijkheid.


Maatschappelijke bedrijvigheid

De botsing die zonet werd aangeduid geldt niet alleen voor individuen, maar doet net zo goed opgang voor het bedrijfsleven. Zij zitten in feite in hetzelfde systeem gevangen. Aan de ene kant wordt het georganiseerde egoïsme als een maatschappelijk goed gezien wanneer er gestreefd wordt naar winstmaximalisatie, aangezien dit de prikkel is waaronder bedrijven de grote groepen consumenten op hun wenken kunnen bedienen tegen de laagste prijs. Aan de andere kant is er in collectieve zin behoefte aan ecologische duurzame productiewijzen, het kunnen bieden van werkgelegenheid, en het bijdragen aan zelfontplooiing van de werknemers van al die bedrijven. Winstmaximalisatie (na belasting) leidt echter tot roofbouw op milieu, maatschappij en diezelfde werknemers. Deze tegenstelling zit ingebakken in het maatschappelijk proces, zodat een roep om maatschappelijk verantwoord ondernemen weinig respons vindt, of hoogstens een invulling krijgt ten behoeve van image-building. Zo lang deze tegenstelling blijft bestaan heeft het weinig zin om aandacht te geven aan maatschappelijke verantwoordelijkheid zoals dit volgens de geldende maatstaven wordt beleefd. Initiatieven om binnen bedrijven de strategie af te stemmen op een harmonieuze verhouding tot zowel de shareholders (aandeelhouders) en de stakeholders (diverse belanghebbende groepen) teneinde uiting te geven aan verantwoordelijkheid op maatschappelijk niveau zijn dan ook tot mislukken gedoemd. Wel is er een marge aanwezig waarbinnen een bedrijf meer nadruk kan leggen op ene kant of de andere kant van de medaille. Binnen het huidige krachtenveld is die marge echter beperkt. De vraag is dan wat er nog overblijft.


De open zijnssfeer

De enige mogelijkheid is de eigen zijnssfeer te openen, waardoor een intuïtief aanvoelen van harmonieuze verhoudingen mogelijk wordt op individueel en maatschappelijk niveau. Hierbij wordt niets in een concept gevangen, maar alles vooral situationeel bekeken. Maatschappelijke verantwoordelijkheid zou in die zin vooral gekoppeld moeten worden aan de spontane betrokkenheid bij de verschillende maatschappelijke processen waarbij die zoveel mogelijk worden ingebed binnen natuurlijk ervaren verhoudingen. Het gaat dan niet meer om een vastomlijnd ideaal, maar het krijgt dan vooral een beweeglijk karakter die een concrete invulling krijgt naar al naar gelang de situatie. In ieder geval is dan duidelijk dat iedere idealisering ten aanzien van maatschappelijke verantwoordelijkheid in relatie tot het eigen handelen in een arbeidssituatie in de huidige context wel moet stuklopen, zodat het er eerder om gaat iets te laten dan om iets te doen. De ruimte die er dan komt maakt de weg vrij voor een ontplooiing op individueel en maatschappelijk niveau die letterlijk grenzeloos is.

Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • Mediteren leren

    Dit boek geeft een handleiding bij het leren mediteren voor beginners en voor de gevorderden die nog eens bij het begin willen beginnen. Het uitgangspunt is de spontane meditatie, die iedereen af en toe heeft. 

  • Management en non-dualiteit

    In bedrijven en organisaties is meer aandacht gekomen voor de oriëntatie op samenhang, eenheid, heelheid, ongescheidenheid, kortom: non-dualiteit. Wat betekent deze ‘niet-tweeheid’ en op welke wijze kan zij in het eigen werk en in de organisatie doorwerken? Deze vragen staan in dit boek centraal.

  • Openingen naar Openheid

    In dit boek zijn ruim 120 korte teksten verzameld die openingen bieden naar die openheid. Deze blijkt uiterst eenvoudig te zijn. De teksten zijn stukjes van leergesprekken, bedoeld als stimuli om de aandacht te richten op openheid, iets daarvan te laten zien en zo de realisatie van openheid een grotere kans te geven. Ze vormen samen de essentie van het onderricht in non-dualiteit.

  • De ander en ik

    Dit boek bevat de lezingen en enkele andere teksten van het 2e Advaita Symposium over de relatie van 'de ander en ik'. De vragen kwamen aan de orde: Wat is de aard van de ander; in hoeverre of in welke zin verschilt de ander van mij en in hoeverre vormen wij een eenheid? De bespreking van deze vragen kon een verheldering geven van problematieken als ‘de aard van het zelf’, ‘de mogelijkheid van communicatie’ (in hoeverre kunnen wij elkaar begrijpen?), ‘de grondslagen van ons morele gedrag’ en ‘de ander als leraar’.

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod