Morley - Yoga en Merleau-Ponty

James Morley

Inademing en uitademing: beoefening van yoga in het licht van Merleau-Ponty's fenomenologie van het lichaam

Philosophy East & West 51, January 2001, 73-82.
Samenvatting

Introductie
Eerdere comparatieve studies hebben het denken van Merleau-Ponty’s filosofische voorganger, Husserl, tot onderwerp gehad en in het bijzonder de overeenstemming tussen de transcendentale aspecten van Husserl’s vroege denken en de meer idealistisch getinte klassieke yoga scholen. Morley wil de geldigheid van deze vergelijkingen niet betwisten, maar hij wil een ander perspectief bieden op de vergelijking tussen yoga en fenomenologie, een perspectief dat minder idealistisch of transcendentaal van aard is, maar meer existentieel en concreet. Daartoe maakt hij eerst een onderscheid tussen existentiële en transcendentale fenomenologie, om vervolgens te laten zien hoe deze existentiële versie der fenomenologie een vruchtbare bijdrage kan leveren om, vanuit de Westerse filosofische traditie, tot een kader te komen van waaruit het beoefenen van yoga begrepen kan worden, op dezelfde wijze als de transcententale fenomenologie de middelen aangereikt heeft om tot een gemeenschappelijke conceptuele grondslag te komen.

Overzicht van de conceptuele overeenkomsten tussen begrippen uit de klassieke yoga en de transcendentale fenomenologie

Fenomenologie tracht de wereld te begrijpen die voorafgaat aan de metafysische indeling in categorieën. Dit wordt mogelijk gemaakt door ”fenomenologische reductie”, het op een radicale manier opschorten van elk geloof, twijfel of ander soort vooronderstelling met betrekking tot het bestaan van de wereld en de objecten. Dit heeft overeenkomsten met de Yoga Sutra’s van Patanjali, waar yoga gedefinieerd wordt als: ”Yoga is het opschorten (nirodaha) van de fluctuaties (vritti) van het denken (chitta)”. Nirodaha is de weg om puur bewustzijn (samadhi) te bereiken, dat aan gene zijde van de psychologische geest (chitta) ligt en dat het onderscheid tussen waarnemer en het waargenomene overstijgt.
Op een merkwaardig gelijkluidende wijze maakt Husserl onderscheid tussen enerzijds de transcendentale subjectiviteit en anderzijds het psychologische ego dat opereert op het niveau van de splitsing tussen subject en object. Evenals Patanjali propageert Husserl een transformatie van de mentale structuren die een zuivere perceptie in de weg staan, met de bedoeling om een reflexief ”getuigebewustzijn” te ontwikkelen met betrekking tot ons proces van het waarnemen der wereld.
Eigen aan beide theorieën is het ideaal van een zuiver bewustzijn, dat resteert na afloop van een methodologisch reinigingsproces: een zuivere subjectiviteit onderscheiden van de externe, objectieve wereld.

Existentiële fenomenologie: de kritiek der pure subjectiviteit
”Existentiële” fenomenologie kwam tot stand door Heidegger’s kritiek op het metafysische dualisme, dat vervat ligt in de idee van een ”zuivere subjectiviteit” in tegenstelling tot een ”zuivere materialiteit”. Heidegger beweerde, daarmee de conventie in het Westerse denken verwerpend om in termen van binaire tegenstellingen te denken, dat er geen subjectiviteit los van de wereld kan zijn, ofwel, anders gezegd: de relatie tussen subject en wereld heeft voorraang boven de opdeling in categorieën. In de existentiële fenomenologie zit het menselijk bestaan dus vastgeklonken aan de wereld, het is noch intern noch extern, noch subject noch object, maar een tijdruimtelijke openheid.
Het was de bijdrage van Merleau-Ponty om het concept van de mens als ”in-de-wereld-zijn” aan te scherpen door een existentieel-fenomenologische rehabilitatie van het menselijk lichaam. Voortbouwend op Heidegger’s herziening van subjectiviteit als zijnde een relatie tussen zelf en wereld in plaats van een bewustzijn los van de wereld, richtte Merleau-Ponty vooral de aandacht op het ”nul-punt” van deze relatie: het geleefde lichaam. Hij laat zien dat het geleefde lichaam de pre-categoriale grond is die door Husserl en Heidegger werd gezocht en dat daar subjectiviteit en objectiviteit overstegen worden. Het geleefde lichaam, in tegnstelling tot het medische of fysieke lichaam, fundeert zowel het persoonlijke leven, als ook de onpersoonlijke of objectieve dimensie van de natuur waar het deel van uitmaakt. Het geleefde lichaam is het belichaamde bewustzijn: het is een verbinding tussen de tweeling-rollen van de actieve waarnemer en het passieve object dat waargenomen wordt.
Hoewel de term ”geleefd lichaam” verder in dit artikel gebruikt zal worden, wijst de auteur er op dat Merleau-ponty in zijn laatste werk, Le Visible et l’invisible, de term ”vlees” (chair) gebruikt om de continuïteit aan te geven tussen de oppervlakte en diepte van de wereld en van het lichaam. Merleau-Ponty’s nieuwe uitdrukking ”vlees-van-de-wereld” vervangt Heidegger’s ”zijn-in-de-wereld”, niet alleen omdat de filosofische term ”zijn” beladen is vanuit een eeuwenlange traditie, maar ook omdat het een abstracte en ook buitensporig gerationaliseerde term is. ”Vlees” dient beter het doel van Merleau-Ponty om de filosofie weer met beide benen op de grond te zetten; het brengt het intieme, persoonlijke, belichaamde karakter van het menselijk leven tot uitdrukking. Voor Merleau-Ponty is ”vlees” niet alleen een manier om het lichaam te beschrijven, maar het vormt ook de basis-substantie van de wereld. Liever dan de wereld in termen van onbezielde, materiële elementen te beschrijven,keert hij de conventie om en beschrijft de externe wereld in termen van lichamelijkheid. Waar ”lichaam” nog op een complex systeem zou kunnen duiden, drukt ”vlees” een wezenlijke, onvermengde dimensie uit die het snijpunt vormt van subject en object, van lichaam en wereld.

Het geleefde lichaam en yoga
De centrale plaats van het lichaam in de theorie en praktijk van yoga doet de suggestie aan de hand om een vergelijking te maken met Merleau-Ponty’s these van het primaat van het lichaam en kan misschien dienst doen als een middel tot wederzijdse opheldering.
Gewoonlijk hebben wij de neiging met betrekking tot het bewustzijn van ons lichaam om het ”uitwendige” lichaam, dat contact heeft met de externe wereld, te scheiden van het ”innerlijke” lichaam dat we met onszelf meedragen. Een dergelijke scheiding geeft aanleiding tot een vervreemding die we gewoonlijk ervaren in relatie tot ons lichaam. De objecten van de naar buiten gerichte zintuigen vormen het brandpunt van onze ervaring en daardoor hebben we de neiging om dat aspect van ons lichaam, dat ontvankelijk is voor het perspectief van de externe-waarnemer, te bevoorrechten. We denken aan onszelf in termen van spiegelbeelden, dat wil zeggen in termen van beelden die waarneembaar zijn vanuit een extern gezichtspunt. Het gevolg is dat onze perceptie vervreemd raakt van de waarnemende massa van ons lichaam en dat dit gedeelte naar de marge van onze alledaagse ervaring verschoven wordt.
Pranayama, zo wezenlijk voor de yoga praktijk, biedt een tegenwicht tegen deze vervreemding: het is de concrete ervaring van het lichaam als een relatie tussen binnen en buiten. We worden bewust van het feit dat het lichaam, dat gewoonlijk wordt ervaren als een ”uitwendig lichaam” dat contact heeft met de externe wereld, tegelijkertijd ook een ”innerlijk lichaam is, dat niet enkel fysiek ruimte inneemt, maar ook bewoonde, psychische ruimte is.
Pranayama verwijst naar een centraal aspect van Merleau-Ponty’s filosofie van het geleefde lichaam, met name naar zijn uitleg van innerlijkheid en uitwendigheid. In conventionele zin gebruikt staan termen als ”binnen” en ”buiten” vijandig ten opzichte van Merleau-Ponty’s project om het onderscheid tussen subject en object te overstijgen. ”Binnen” en ”buiten” schijnen de exacte en rigide demarcatie tussen een ding en de omringende wereld te impliceren, welke Merleau-Ponty juist te boven wil komen: ”Waar moeten we de grens trekken tussen lichaam en wereld als de wereld ”vlees” is?”. Het concept ”vlees” verwoordt het idee van differentie binnen identiteit. Op dezelfde wijze als de oppervlakte van mijn lichaam mij differentiert van de objecten buiten mij, op dezelfde wijze stelt deze differentiatie mij ook in staaat tot een empathisch vermogen met betrekking tot de oppervlakte der objecten.
Merleau-Ponty’s uitleg van innerlijkheid en uitwendigheid is ten zeerste relevant voor de praktijk van pranayama, waar we ook precies deze wederzijdse overeenstemming ervaren. In dit verband is ook opvallend dat Merleau-Ponty de metafoor van de ademhaling gebruikt om de zelf-wereld relatie uit te leggen: ”We spreken over ”inademing” en dit woord moet letterlijk genomen worden. Er is werkelijk een inademing en uitademing van Zijn…….”

Yoga en omkeerbaarheid
Om volledig de aard van lichamelijkheid als een relatie tussen binnen en buiten te begrijpen, is het goed om naar Merleau-Ponty’s toepassing van de figuur-horizon relatie uit de gestaltpsychologie te kijken. Gestaltpschychologen stellen dat het richten van de aandacht op een object ten koste gaat van de aandacht voor de achtergrond. Deze achtergrond verdwijnt echter nooit. In feite ondersteunt de achtergrond de vorm van het object. De achtergrond is aanwezig door het veld aan te bieden door middel waarvan het object in het brandpunt van de aandacht kan komen. Zichtbaarheid is mogelijk door dit onzichtbare veld. Belangrijk in dit verband is dat de structuur van figuur en achtergrond een totaliteit is. Bovendien kan deze totaliteit omkeren: we kunnen naar believen figuur in achtergrond veranderen en omgekeerd. Deze omkeerbaarheid, die ten grondslag ligt aan de figuur-achtergrond relatie, is voor Merleau-Ponty ook kenmerkend voor de zelf-wereld relatie. Er is ”overeenstemming” tussen de innerlijkheid van mijn lichaam en de uitwendigheid van de wereld en, omgekeerd, tussen de innerlijkheid van de wereld en de uitwendigheid van mijn lichaam.
Dit begrip van omkeerbaarheid ligt ook ten grondslag aan de yoga praktijk. Yoga is geen uitwendige evaring. We zijn tegelijkertijd zowel waarnemer als het waargenomene. De identiteit van de beoefenaar van yoga is niet te scheiden van wat wordt waargenomen, maar wordt ervaren als een totaliteit die waarnemer en het waargenomene verbindt.

Conclusie
Yoga is een belangrijke bron voor toekomstig fenomenologisch onderzoek. Aandacht voor het geleefde lichaam kan het westerse denken weer aarden..


Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • Stiltewandelingen naar eenheid

    Wandelen in stilte is terugkeren tot de rust die in de drukte van het leven vaak wordt gemist. Veel mensen zoeken die rust en vinden die in de natuur.

  • De elf grote Upanishaden


    De Upanishaden vormen de grondslag van een groot gedeelte van de Indiase filosofie. Ze worden ‘Vedânta’ genoemd, dat is het einde en de culminatie van de Veda’s. De wijsheid die in de teksten naar voren komt is nog steeds een onschatbare bron, zowel in India als daarbuiten. Centraal staat daarin de visie en zijnservaring dat de kern van zelf-zijn identiek is aan de grondslag van wereld en universum.
    In dit boek is een groot gedeelte van de belangrijkste Upanishaden (8e-6e eeuw v.Chr.) opgenomen.

  • Verdwijnende scheidingen

    Douwe Tiemersma
     

    Verdwijnende scheidingen

    Proeven van intercultureel filosoferen

    276 pagina’s, paperback

  • Naar de Openheid

    De teksten in dit boek zijn geschreven op basis van gesprekken gehouden te Gouda, aangevuld met enkele gedichten en korte teksten met illustratie. 
    Als uitgangspunt dienen steeds bekende gegevens en situaties, waarin verwijzingen zitten naar dat wat niet te beschrijven is, maar dat hier Openheid wordt genoemd.

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod