Verslag van de bijeenkomst van de Werkgroep Yoga en Non-dualiteit op 13 maart 2010 – Les van Douwe


Na het voorstelrondje opent Douwe deze eerste bijeenkomst van de Werkgroep en merkt op dat de relevantie van deze bijeenkomst duidelijk is. Wanneer je yogalessen geeft is een regelmatige uitwisseling met andere yogadocenten voor de verdere ontwikkeling van het inzicht en de verdere ontwikkeling van de mogelijkheden van groot belang.
Het gaat hier om de doorwerking van non-dualiteit in de yogalessen. Daarbij heb je te maken met je eigen situatie en de situatie van de deelnemers aan wie je de yogalessen geeft. De dingen die hier naar voren komen, zijn in eerste instantie op jezelf gericht, op je eigen situatie. In tweede instantie gaat het om degenen die de yogalessen volgen. Als je non-dualiteit een belangrijk element wilt maken in je eigen lessen, hangt het er vooral vanaf wat je eigen inzicht in non-dualiteit is. In hoeverre is dat bij jezelf al gaan doorwerken. Het is duidelijk, het gaat hier niet om een bepaalde hoeveelheid informatie die je even doorgeeft, het is niet theoretisch, het is iets dat door jezelf heen moet gaan naar de deelnemers aan jullie lessen. Het is iedereen bekend: wanneer je les geeft, kunt je dat alleen maar doen vanuit je eigen zijnservaring. Het blijft van het grootse belang bewust te blijven van je situatie. Wanneer je ziet dat er mogelijkheden zijn, dan zul je die zelf zo moeten uitwerken dat ze in je vingers gaan zitten, dat je er vertrouwd mee raakt. Dan pas kan het doorwerken in de lessen.

De instelling
Een eerste onderwerp is de geestelijke instelling van jezelf. Die is altijd van belang, helemaal wanneer je de non-dualiteit naar voren wilt halen. Voordat je yogalessen gaat geven moet je eerst terugkeren naar jezelf, zodat bij jezelf de instelling goed is. Het zal duidelijk moeten zijn dat je in het besef leeft van non-dualiteit. Anders blijft non-dualiteit iets externs en kun je deze niet goed overdragen.
Bij een goede instelling is er een non-dualiteit van binnen en buiten, van het eigene en van anderen. Als je inkeert in jezelf, betekent dit dat je de aandacht die naar buiten is gericht, gaat terughalen naar je zelf toe, terug naar de bron van aandacht die je bent. Wanneer je dat doet, krijg je een specifieke situatie, een andere situatie dan 'ik ben gericht op de dingen buiten, ik zie dit en ik zie dat'. Je komt dicht bij de kern van jezelf op een bewuste wijze. En hoe ziet dat er dan uit?
Ten eerste word je bewust van de hele interne sfeer van je lichaam met alle indrukken en gevoelens. Dat is een doelstelling van elke yogales, dat mensen meer bewust worden van hun eigen situatie wat betreft de lichamelijke indrukken en gevoelens. Als je gymnastiekles geeft, zit dat er nauwelijks in. Bij de yoga is er bewustwording van de eigen lichamelijke sfeer. Ten tweede: als je inkeert, merk je niet alleen dat de lichamelijke sfeer er van binnenuit is, maar ook dat je op een afstand bewust wordt van die lichamelijke sfeer. Je keert terug, en als je terugkeert keer je iets verder terug dan de lichamelijke sfeer zodat je die lichamelijke sfeer ook extern bewust wordt.
Dan is er een iets ruimer bewustzijn dan dat van het lichaam. Je hebt dan een innerlijke blik op de lichamelijke sfeer in de grotere ruimte. Je ervaart zo van binnenuit en van buitenaf het lichaam in de ruimte. Het gaat om de omkering van de gerichtheid. Je kijkt niet van binnenuit naar buiten toe, maar van buiten naar binnen toe.
Dit is heel concreet te ervaren. Je gaat terug en je kunt het terugkeren verder doorzetten dan de lichamelijke sfeer. Het lichaam verschijnt dan in de ruimte. Je moet het concreet meemaken, dan word je de waarnemer van het lichaam. Als dat goed gaat, kijk dan of je op het standpunt van de waarnemer kunt blijven.

Non-dualiteit binnen en buiten
De inwendige zaken, de gevoelens en indrukken, zijn er nog wel. Intern ervaar je dat, maar kijk of je ze nu ook extern vanuit de waarnemer ervaart. Er is geen verschil meer tussen binnen en buiten, er is één ruimte. Er is één groot ruim geheel. Dat is duidelijk bij een pot: daar binnen is ruimte en deze ruimte is dezelfde ruimte als de ruimte buiten. Zo heb je ook het lichaam met een binnenruimte: het is dezelfde ruimte als de buitenruimte. Kijk of het concreet te ervaren is. Het is een belangrijke vaststelling dat er geen scheiding is tussen binnen en buiten.
Voor jezelf is het van belang voorafgaand aan de lessen deze instelling te hebben. Deze zal zich op een gegeven moment moeten stabiliseren. Als waarnemer hoef je niet eens zo’ n grote afstand te nemen. Je kunt het ook dichtbij houden en dan zit er geen spanning in.
Je kunt meteen vaststellen dat er geen echte grenzen zijn met de buitenwereld. Daarbij kunnen de spanningen gemakkelijk verdwijnen. Als je in het lichaam zit en je maakt een scheiding tussen binnen en buiten, dan komt van buiten altijd iets wat je bedreigt. Je wilt het eigene houden en van buitenaf krijg je altijd aanvallen of zaken die je niet wilt. Maar als er ruimte is, die je eigen ruimte is, vervalt de bedreiging en komen al die spanningen vrij.
Didactisch  zul je deze instelling in je eigen lessen op een iets aangepaste manier kunnen brengen. Je kijkt naar je hand en dan heb je die twee aspecten. Van buitenaf bekeken en van binnenuit gevoeld. Ze hebben een intern en extern aspect en beide gaan samen. Dat kun je ook ervaren bij andere dingen die je ziet. Bij de savasana, de dodemanshouding, gaat het heel gemakkelijk. De mensen liggen heerlijk op de grond en dan is een bewustwording van het lichaam gemakkelijk. Wanneer het gaat in de richting van meditatie is dit ook een eerste stap om naar binnen te keren.

Het energetische lichaam
Als je zo wat langer die instelling aanhoudt, blijft het hele lichaam in de ruimte en treedt er een ontspanning op. Wat gebeurt er nog meer?
Het wordt rustiger; dat is de verdere ontspanning. Je merkt dat ook aan de ademhaling. En dan krijg je de verdere doorwerking: ook de geest wordt stil. Je kunt dan niets meer bedenken. Je komt in een heel andere sfeer. Dus je lessen worden ook anders.
Laten we nog even kijken naar het karakter van het lichaam. Als je een externe gerichtheid hebt, kijk je naar het materiële lichaam. Als je terugkeert naar een waarnemerstandpunt, welk karakter heeft het lichaam dan?
Het lichaam wordt transparant en energetisch (opgemerkt uit de zaal).
Het is opmerkelijk dat het niet meer gaat om het materiële lichaam, als je de innerlijke visie hebt. Het gaat ook niet om een lichaam van indrukken en gevoelens. De woorden indrukken en gevoelens zijn woorden die horen in de psychologische taal. De psychologie hoort bij het materiële lichaam. De psycholoog spreekt een materialistische taal over hersenen en neuronen en over lichamelijk gedrag. Dat betekent het gedrag van het materiële lichaam. Daarin plaatst hij nog wel de ervaringen van mensen. Maar wanneer je het standpunt van de waarnemer inneemt, ervaar je dat er een ander lichaam aanwezig is. Dat wordt traditioneel aangeduid als het subtiele lichaam. Die indrukken en gevoelens blijken daar verschijnselen te zijn. Dan spreek je niet meer psychologisch over een materiële wereld met personen met gevoelens. Hier gaat het om het subtiele lichaam en daarin hebt je de verschijnselen. Dat zijn energetische verschijnselen, geen indrukken en gevoelens van iemand die daar zit. De gevoelens en indrukken die tonen zich nu als tintelingen, stromingen en als straling, ook algemeen als vitaliteit.
Over die energieën is heel wat te zeggen. Je hebt daar ook wetmatigheden in. Energieën kunnen geconcentreerd worden en ze kunnen de ruimte nemen. Door concentratie krijg je een grotere intensiteit en minder flexibiliteit. Natuurlijk is er een directe relatie met het fysieke lichaam. De hathayoga gaat uit van het fysieke lichaam, maar houdt sterk oog voor het energetische lichaam. Op een gegeven moment gaat hathayoga helemaal vanuit het energetische lichaam.

Oefening
In de zithouding ervaar je je lichaam van binnenuit en van buitenaf. Trek dan een boog: de linker hand en arm gaan omhoog. De rechterhand zet je met een vuist op de grond. En trek dan een boog naar rechts. De vingers blijven gestrekt naar rechts naar beneden. Je trekt nog meer de boog. Niet te ver uitademen. Bij elke inademing merk je dat de energie vooral aan de gerekte zijde sterker wordt. Na een inademing even vast houden en adem dan rustig uit. Blijf kijken met de goede instelling. Vooral als je wat visueel bent ingesteld, zie je de energieën bij deze oefening. Dan zie je dat de uitstraling naar links erg sterk is. Aandacht en bewustzijn zijn ook factoren die meewerken. Door de rekking krijg je meer energie, maar ook door de aandacht ergens op te richten komt daar ter plekke meer energie. Steeds weer opnieuw: ervaar het in de grote ruimte. Er is geen scheiding tussen binnen en buiten. Vooral in de uitstraling naar links is het ook concreet duidelijk.
Dan dezelfde oefening naar links.

Het lichaamsbeeld
Steeds is er de inwerking van wat je weet, de cognitie. Zelf heb je een bepaald lichaamsbeeld dat je aanhoudt. Wanneer je de ogen dicht doet, voel je wat aan de linkerkant vlak vóór je.  Als je daarop let, heb je haast automatisch daar een beeld van je hand, een representatie van de vorm.
(Vraag uit de zaal) Schiet je dan niet weer in het denken?
Ja, dat is iets wat gemakkelijk plaatsvindt. Daar moet je bewust van zijn, want het is iets kunstmatigs. Wat ervaar je nu als je de ogen dicht doet en niet gaat denken, geen voorstelling maakt? Het kunnen kleuren zijn in een open ruimte, wat energetische verschijnselen. Het is aardig vaag wat betreft de vorm, maar het is van belang het op deze wijze te ervaren. Als je in een yogales tegen de mensen zegt: “Voel je handen, duim en wijsvinger”, dan krijgen de mensen heel gemakkelijk een voorstelling van de handen en daarin plaatsen ze dan de gevoelens. Dat betekent meteen dat de gevoelens opgesloten zitten in de vorm van de handen. Dat is dan de beperkende functie van de cognitieve beelden. Cognitieve beelden houden vast.  Je moet er rekening mee houden dat er heel gemakkelijk die beelden bijkomen, ook als je verwijst naar gevoelens, zowel bij jezelf als bij de mensen. Je kunt zeggen: “Voel je schouder en laat die naar beneden zakken, maar laat nu de vorm van je schouder weg”. Dan voelt het alleen maar heel ontspannen.
Steeds komt er een cognitief beeld op. Het lichaamsschema is veel meer een patroon dat je onbewust gebruikt. Maar als je zegt: “Voel je handen”, dan wordt er heel snel een cognitief beeld van gemaakt, als representatie, een plaatje. Dat is op een bewuste wijze terug te draaien: laat het beeld eens vallen en wat ervaar je dan? Dan is er een opeenhoping van energetische verschijnselen zoals straling.
Met de woorden duidt je vaak meteen een vorm aan. Dat is het moeilijke van woorden. Je kunt zeggen: “Blijf nu bij je energetische handen.” Die behoren bij het energetische lichaam, niet bij de vorm die je cognitief kent van je materiële lichaam. Wat je dan je handen noemt is ter plekke alleen iets energetisch. Daar ervaar je een klompje sterke energieën, straling.
Het cognitieve beeld komt ongeveer overeen met het fysieke lichaam, maar het direct te ervaren energetische lichaam blijft vrij vaag. Toch kun je er wel iets over zeggen. Je kunt die energie sterker maken door bijvoorbeeld vuisten te maken en te ontspannen. Blijf dan gericht op het energetische en niet op het fysieke. Dan zie je dat de energie sterker wordt: er komt meer straling en een warmere temperatuur.
Veel mensen vinden het moeilijk om de energetische verschijnselen te ervaren. Als je de oefeningen regelmatig in de les inpast, kun je langzamerhand daar ook wat gemakkelijker over spreken. Je kunt bijvoorbeeld de vraag stellen: “Als je nu alleen voelt, hoe groot is je hand dan?” Dan zullen ze allemaal direct zeggen: “Die hand is groter dan mijn fysieke hand.” Dan kunt je zeggen: “Dat noemen wij de energetische hand.” Bij de meeste mensen is het in het begin heel moeilijk. Mensen kunnen het ook eng vinden. Begin er niet te snel mee. Je kunt het opbouwen. Bijvoorbeeld het voelen kloppen van je eigen hart. Sommige mensen raken dan in paniek, of ze voelen het echt niet. Je kunt het wel laten voelen en er naar verwijzen. Als je werkelijk verder gaat dan komt dat energetische er steeds meer bij. Als je wilt verwijzen naar het energetische, moet je ook het taalgebruik aanpassen. Verder blijft de algemene instelling belangrijk, ook in de zin dat de energieën de ruimte kunnen krijgen en sterker kunnen worden.
Dus die energetische sfeer is een eigen werkelijkheid. Wanneer je naar binnen keert en je wordt je bewust van de energetische sfeer, dan is er een andere werkelijkheid.

Non-dualiteit van de lichamen
Non-dualiteit zit dus in de relatie tussen binnen en buiten. Als de scheiding tussen binnen en buiten wegvalt, zie je ineens meer mogelijkheden op het niveau van de energie. Horizontaal is er dus een steeds grotere non-dualiteit, maar ook in verticale zin is er geen echte scheiding tussen het energetische en het fysieke en tussen het grove, subtiele en nog subtielere energetische lichaam.
Yoga-oefeningen moet je eerst fysiek aanleren. Daar begin je mee en dat geldt voor alle oefeningen. Het moet eerst op dat niveau duidelijk en goed zijn. Wanneer dat duidelijk is, krijg je de overgang naar het energetische lichaam. Maar ook uitgaande van het materiële lichaam zie je direct al op energetisch niveau de consequenties, dus de algemene energetische vitaliteit. Wanneer we kijken naar de houding: als je in elkaar zit of achterover krijg je minder energie. Wanneer je langzaam recht overeind gaat zitten en je lang maakt, ervaar je meer energie. Fysiek kun je zeggen dat de ademhaling dan beter is, maar ook de energetische situatie is beter. Er is meer vitale energie. Dus uitgaande van het fysieke lichaam is er een sterk effect op het energetische lichaam. Zo heb je dat bij alle asana’s die je eerst fysiek aanleert om vervolgens de energie beter te ervaren.
Er moet vaak wel wat gebeuren bij mensen, voordat het energetische aspect waarneembaar is.
Als je een houding langer aanhoudt, is het gemakkelijker om het lichaam meer energetisch te ervaren. In het algemeen heb je die aanpak in de hathayoga. Je leert de houding fysiek aan, maar daardoor ontstaat er een specifiek energetische situatie. Elke asana heeft een bepaald patroon, fysiek maar ook energetisch. En dat werkt verder door, ook wanneer yoga therapeutisch wordt gebruikt. Het echte effect komt van het specifieke energetische patroon. Dus in de directe verbinding tussen de verschillende lichamen is ook een non-dualiteit. Die is er in de relatie tussen het grof-materiële en het energetische lichaam. Dit fysiek energetische lichaam wordt door je waargenomen als je op het niveau van de waarnemer bent. Als je daar bewust wordt van jezelf van binnenuit, dan vind je daar ook weer een soort lichamelijkheid. Zelf kun je overgaan van het ene lichaam in het andere. Het is begrijpelijk dat wanneer mensen een beetje inkeren, zij dat snel associëren met de slaap. Met de yoga wil je de mensen een ruimer bewustzijn laten ervaren. Dat betekent dan dat ze bewust blijven, terwijl ze verder inkeren. Dat is het punt. Mensen hebben geen besef dat daarbinnen nog bewustzijn mogelijk is. Wanneer mensen iets doen dan gaan ze niet zo snel slapen. Het kan helpen bijvoorbeeld, als ze inademen de handen aanspannen en vuisten ballen, uitademen en los laten, of een arm overeind houden. Dan is er toch nog wat bewustzijn bij, daar gaat het om.
Als je instelling goed is, ervaar je de ruimte met je ogen dicht. Ga hetzelfde doen met je ogen iets open. Kun je dan terugkeren naar het waarnemerstandpunt? Zo ja? Doe je ogen dan iets verder open. Kun je bewust blijven van het lichaam in de ruimte? Kun je op het waarnemerstandpunt blijven, ook wanneer je ogen open zijn?
Laten we kijken naar de wetmatigheden die er zijn ten aanzien van die energieën. Je kunt wel zeggen 'ik ga iets bedenken' maar er zit een eigenheid in. Je kunt ook zeggen 'ik ga het anders voorstellen', maar er zit ook een wetmatigheid in die je niet terzijde kunt schuiven. Het heeft een traagheid. Bij voorbeeld de muur heeft een traagheid om te verdwijnen. Op energetisch niveau is die niet zo hard, maar er zit wel een zekere hardheid in. Net als in de droom, dat is ook een energetische werkelijkheid. Er kan een heleboel, maar niet alles. Er zit ook nog een zekere vorm in. De mentale wereld is nog ijler, nog lichter. De energetische wereld zit tussen het materiële en het mentale in. Daarom is het energetische een eigen werkelijkheid. En daarom is de yoga een wetenschap van die werkelijkheid en een techniek om er mee te werken.
Je ziet, wanneer je overgaat van het materiële naar het energetische, dat de scheidingen steeds minder groot worden. Op materieel terrein zijn de afscheidingen duidelijk. Op energetisch vlak zijn de scheidingen en de afstanden betrekkelijk. De energie kan zich zo ontplooien dat de afstanden er niet zijn. In de grote ruimte zijn het allemaal energieën en daarin is alles één. Er zijn geen duidelijke scheidingen. Ook in die zin is een grotere non-dualiteit wanneer je naar de subtielere sfeer toegaat.
Maar verder ook in verticale zin vanuit het materiële naar het energetische naar het mentale, ook daar is nergens een scheiding te vinden. Het grof materiële kan zich gemakkelijk ontwikkelen tot de subtielere vormen van het lichaam, zoals op het niveau van de waarnemer. Dan zit je ergens voor je gevoel in de ruimte. En toch is er nog een zeker lichaam. Dus wanneer je daar aanwezig bent, bewust op het niveau van de waarnemer, en je geeft les dan is er geen denken want je zit er boven. Het punt is dat je zelf als waarnemer de dingen meteen ziet. Je ziet het of niet. Als je het ziet is het duidelijk. Dat noemen we inzicht vanuit het inzichtslichaam.
Het is van belang dat je zelf terugkeert naar het waarnemer-standpunt: je ziet het energetische lichaam in de ruimte. Je neemt waar wat daar voor verschijnselen zijn, ook het denken, het denken als geheel van energieën. Het zijn verschijnselen net als het energetische lichaam.
Er is geen scheiding in die verticale lijn. Dat geldt ook verder terug naar het inzichtslichaam Ook daar zijn overgangen, maar steeds subtieler. Daar zit ook een non-dualiteit in.
Wat de yoga betreft gaat het erom dit allemaal te doorzien. Je hebt de mogelijkheid om steeds terug te keren naar een steeds subtielere lichamen.
De afscheidingen van het materiële lichaam zijn al weg. Je ziet dat in de kosha’s. Als je het materiële lichaam niet meer waarneemt dan heb je een schil, een sluier van het Zelf al losgelaten. Dat betekent dat je iets meer van je Zelf ervaart. Het betekent een zuivering. Er gebeurt iets in de richting van non-dualiteit.
Zo hebben we op verschillende plaatsen die non-dualiteit gezien, in ieder geval tussen binnen en buiten, het eigene en andere, intern en extern. We hebben gezien dat de cognitieve kennis en voorstelling een belangrijke werking hebben. Als ze er zijn, maken ze een scheiding. We hebben gezien welk effect dat heeft.

Oplossen van energetische patronen
Intern is het natuurlijk ook zo dat er in het lichaam geen blokkades meer hoeven te zijn. Het is ook een doel van yoga dat deze interne blokkades worden opgeruimd. Dan is er een non-dualiteit tussen je ene hand en je andere hand, ook tussen hoofd en hart. Als het niet zo is, is het niet zo best. Dat is dus ook een taak van de yoga: dat de blokkades verdwijnen.
Zo is er een non-dualiteit binnen en buiten, een non-dualiteit in verticale zin in de schaal van grof naar subtiel, en een non-dualiteit intern in je lichaam. Ook daar is een niet meer gescheiden zijn. Dat is ook een doelstelling van de yoga: dat de vaste patronen van het lichaam verdwijnen, niet alleen op het niveau van de cognitieve beelden, maar ook van de patronen die onbewust werken. Het zijn de patronen die zo vanzelfsprekend zijn. Zij zijn ook beperkend en scheidend. Alleen al wat betreft de oriëntatie in de ruimte: dit is voor en dit is achter en dit opzij.

Oefening
Doe maar even mee. Draai je neus boven de rechter schouder. Wat is nu voor? De richting van je neus of de voorkant van je romp? In het gewone leven zijn er allemaal basale patronen alleen al wat de oriëntatie betreft en in de yoga worden die patronen doorbroken. Eerst is het vanzelfsprekend: dit is de voorkant, waar je neus zit. Het is zo vanzelfsprekend dat je er niet eens een vraag over stelt. Dat werkt door in al je gedrag: als iemand je vanachter benadert dan vertrouw je het niet.
Het betekent dat jezelf een vaste oriëntatie hebt in ruimte en tijd. Het is goed om dat te doorbreken, anders houd je jezelf daarin vast.
Je haalt nu de vaste structuur uit elkaar. Hoe krijg je dan weer een nieuwe harmonie? Als je je hoofd niet terugdraait heb je een conflict: wat is  nu de voorkant van je lichaam? Hoe kun je het conflict oplossen? Door je bewust te worden. Dan moet je een hoger standpunt innemen. Als je op het oude niveau blijft staan, houd je het conflict. Als je langer in de torsie blijft, kun je je lichaam van een ander standpunt gaan zien. Het betekent dat je niet meer vast zit aan die oorspronkelijke positie. Dat geldt ook op het niveau van tijd, als je met je neus naar het verleden gaan staan, kun je loskomen van de tijd. Als je het nog niet ervaart ga dan eens naar de kermis. Dan word je misselijk in de zweefmolen. Waarom dat zo is? Je wilt je oude oriëntatie vasthouden. Dan word je misselijk. Wanneer je op een hoger niveau in de ruimte gaat staan en alles loslaat, is er geen probleem. Kleine kinderen hebben dat niet.
Je kunt patronen doorbreken. Je moet er je eerst van bewust worden. Dan kun je zeggen 'nu ga ik bewust eens iets anders doen', bijvoorbeeld, ‘ik ben de komende uren linkshandig’ (wanneer je rechtshandig bent). Dit is te beoefenen. De balansoefeningen in de yoga zijn  ook ontzettend belangrijk: je moet je bewust worden van wat verticaal is. In de yoga ga je met die oriëntaties spelen. De patronen worden afgebroken, zodat ze niet meer op absolute wijze aanwezig zijn. Dat betekent dat je daar vrij van wordt.
Alleen al dat je je alternatieven kunt voorstellen, bijvoorbeeld dat je het soldatenpakje van Napoleon aantrekt en naar Rusland loopt. Of je gaat in je eigen leven terug naar een eerdere levensfase. Als je dat bewust doet, wordt ook de tijd als een vast tijdsbegrip opengebroken. Er is geen absoluutheid van de tijd. De tijd is maar betrekkelijk. Soms gaat tijd heel snel en soms heel langzaam. Zo komen er steeds minder vaste patronen en minder scheidingen. Dan is er een veel grotere non-dualiteit. In de yoga zit een bepaalde lijn in de ontwikkeling in die richting. Hoe langer je hathayoga doet, des te meer kom je op die andere niveaus terecht met een grotere non-dualiteit.

Dat was het. Ik denk dat het erg nuttig is om regelmatig een les van elkaar te volgen en dan daarover te praten. Dat lijkt mij een heel goede werkwijze.

Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • Satsang

    Dit boek is een bloemlezing van satsangs gehouden door Douwe Tiemersma. Bijeenkomsten waarin hij als advaitaleraar de kern van het advaita inzicht doorgeeft.

  • Advaita Vedanta - de vraag naar het zelf-zijn

    De actuele vraag ‘wie we eigenlijk zijn’ was het onderwerp van een symposium aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op 18 september 2000, waarin vooral de oude Upanishaden en de Advaita Vedânta aan het woord kwamen.

  • Pranayama

    Dit boek is een praktische handleiding bij het beoefenen van pranayama. Alle onderdelen van de traditionele pranayama komen hierbij aan bod.

  • Mediteren leren

    Dit boek geeft een handleiding bij het leren mediteren voor beginners en voor de gevorderden die nog eens bij het begin willen beginnen. Het uitgangspunt is de spontane meditatie, die iedereen af en toe heeft. 

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod