M. Prabhakara Rao, ‘Kritische opmerkingen m.b.t. het begrip jiva’


Journal of Indian Council of Phil. Research, jan-apr 2000, 117-141



Met als criterium de respectievelijke standpunten m.b.t. het begrip jiva (het individuele zelf), kunnen de filosofische scholen in India als volgt ingedeeld worden:

1. De scholen die geloven dat het individuele zelf een bestaan heeft onafhankelijk van het lichaam.
2. De school die gelooft dat er geen individueel zelf is onafhankelijk van het lichaam.
3. De school die gelooft in het niet-bestaan van een permanent en onveranderlijk zelf.

Bijna alle orthodoxe scholen onderschrijven het eerste gezichtspunt. Echter iedere school verschilt van mening met de andere scholen over de defintie van het individuele zelf.
Het eerste gezichtspunt kan nog als volgt onderverdeeld worden:
a) De school die gelooft in het samenvallen van het individuele zelf met het Hoogste Zelf.   
b) De scholen die geloven dat het individuele zelf niet samenvalt met het Hoogste Zelf of God.
Advaita neemt het eerste standpunt in en de overige orthodoxe scholen nemen, met wat onderlinge variaties, het tweede standpunt in. Dit artikel beperkt zich tot een kritiek op de opvattingen van Advaita Vedanta m.b.t. het individuele zelf. Het doel van de kritiek is om aan te tonen dat noch bewustzijn in de vorm van Brahman, noch bewustzijn in de vorm van Isvara de bron van het individuele bewustzijn in de vorm van jiva kan zijn en dat de antahkarana (letterlijk ”innerlijk orgaan, innerlijk instrument”, datgene waarmee we denken, voelen, herinneren en onderscheidingen maken) op zichzelf voldoende is om de bewuste natuur van een levend wezen te verklaren.
Het begrip jiva is een van de belangrijkste concepten in Advaita Vedanta, omdat dit concept  het fundament vormt van andere concepten zoals karma, wedergeboorte, bevrijding etc. Dus als bewezen kan worden dat de aanhangers van Advaita Vedanta het aan het verkeerde eind hebben m.b.t. het begrip jiva, dan valt ook de bodem weg onder deze andere concepten.
Volgens Shankara is de jiva samengesteld uit bewustzijn in de vorm van Isvara en de antahkarana. De jiva bestaat slechts tengevolge van de identificatie van dit bewustzijn met de antahkarana. Deze identificatie wordt veroorzaakt door onwetendheid: het geen-onderscheid-maken (aviveka) tussen dat wat zich identificeert en datgene waar het zich mee identificeert. Het geen-onderscheid-maken is dus de oorzaak van de jiva. De vraag kan dan gesteld worden: behoort dit geen-onderscheid-maken tot het bewustzijn of tot het innerlijk orgaan? Het kan niet tot antahkarana behoren , want het innerlijk orgaan is het gevolg van onwetendheid. Het innerlijk orgaan is materieel van aard en derhalve niet in het bezit van het vermogen om onderscheidingen te maken. Behoort het geen-onderscheid-maken dan tot datgene wat zich identificeert?  Onwetendheid, voortvloeiend uit het geen-onderscheid-maken, kan echter onmogelijk toegeschreven worden aan bewustzijn dat alwetend en zelf-lichtend van aard is.
Een ander punt is dat volgens Shankara Isvara gebruik maakt van de hoeveelheid verdienste van de verschillende jiva’s om wat variatie in de schepping aan te brengen. Het is echter slechts mogelijk om verdiensten te verwerven nadat de schepping heeft plaatsgevonden. Shankara redt zich hier uit door te stellen dat de transmigratie geen begin heeft. Maar de schepping komt voort uit Brahman en logisch gezien moet datgene wat geschapen is een begin hebben, dus ook de schepping moet een begin hebben. Ook kan Brahman geen jiva worden zonder dat er een bijkomende eigenschap aan te pas komt en elke bijkomende eigenschap moet een begin hebben. Dus ook de jiva moet een begin hebben.
Volgens Shankara heeft Brahman zich ten tijde van de eerste schepping gedeeltelijk getransformeerd in het universum. Maar deze positie is niet houdbaar , want als Brahman één, niet-duaal en zonder delen is dan moet Het zichzelf compleet in het universum getransformeerd hebben.
Wil Brahman scheppen dan is denken een sine qua non. Er wordt in de Upanishaden geen melding gemaakt van de vorming van een instrument om te denken, zoals de vorming van de antahkarana in het geval van de jiva.Toch denkt en schept Brahman in de gedaante van Isvara. Dit bewijst dat bewustzijn als Brahman verschillend is van bewustzijn in de vorm van jiva. Dit leidt weer tot de conclusie dat bewustzijn in de vorm van Brahman niet de bron kan zijn van bewustzijn als jiva.
Tot slot wordt ingegaan op de vraag of de directe aanwezigheid van Brahman noodzakelijk is om een menselijk lichaam bewustzijn te schenken. Shankara is van mening dat de zintuigen en het verstand gecreëerd zijn door de elementen. In de Taittirya Upanishad en de Chandogya Upanishad wordt gezegd dat alle subtiele elementen bewust van aard zijn. Elk product van het scheppingsproces moet dus, minstens op subtiel niveau, bewust van aard zijn en omdat het innerlijk orgaan gecreëerd is door de bewuste elementen moet het dus ook de aard van bewustzijn hebben.  Dit leidt vervolgens tot de noodzaak om het volgende te accepteren:

1. Een of andere vorm van bewust materialisme.
2. Het bewuste innerlijke orgaan is op zichzelf voldoende om een levend lichaam bewustzijn te geven en alle activiteiten uit te voeren.

Als deze positie ingenomen wordt dan kan ook de stelling van Advaita Vedanta met betrekking tot de directe aanwezigheid van Brahman in het levende lichaam naar het rijk der fabelen verwezen worden.

(J.C.)

Enkele opmerkingen van Douwe Tiemersma

Over het Oorspronkelijke (Brahman) kan niets worden gezegd.
Het kan de bron zijn van alles, allereerst van Isvara de schepper en zijn-bewustzijn-gelukzaligheid in oneindige zin, daarna van alle vormen in de schepping.
Alles blijft Brahman, zelfs ‘maya’: Brahman in de vorm van beperking, onwetendheid, schepping, en ook materie dat een zekere (lage) vorm van bewustzijn heeft. Dit alles is ook Brahman, terwijl Brahman zelf ook oorspronkelijk blijft.
Mensen kunnen de diverse niveaus van Brahman ervaren en zich realiseren dat zij zelf ook Brahman zijn.

De problematiek komt door het niet goed begrijpen waar het in de Advaita Vedanta om gaat.



Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • Non-dualiteit - de grondeloze openheid

    Non-dualiteit is niet-tweeheid (Sanskriet: a-dvaita), de afwezigheid van scheidingen. Deze openheid vormt de kern van elke spiritualiteit en mystiek. Maar wat is non-dualiteit nu precies? Daarover gaat het nieuwe boek van Douwe Tiemersma. In zijn vorige boeken stond de non-dualiteit ook al centraal, maar nu laat hij stap voor stap zien wat non-dualiteit in de eigen ervaring betekent. Iedereen blijkt die ervaring te kennen en te waarderen.

  • Advaita Vedanta - de vraag naar het zelf-zijn

    De actuele vraag ‘wie we eigenlijk zijn’ was het onderwerp van een symposium aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op 18 september 2000, waarin vooral de oude Upanishaden en de Advaita Vedânta aan het woord kwamen.

  • Verdwijnende scheidingen

    Douwe Tiemersma
     

    Verdwijnende scheidingen

    Proeven van intercultureel filosoferen

    276 pagina’s, paperback

  • Mediteren leren

    Dit boek geeft een handleiding bij het leren mediteren voor beginners en voor de gevorderden die nog eens bij het begin willen beginnen. Het uitgangspunt is de spontane meditatie, die iedereen af en toe heeft. 

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod